17/07/1628

 
English | Nederlands

17 - 07 - 1628

Presentielijst:

Resoluties:

1 Geweldige-provoost Pieter van Blanckeroort heeft buitgeld van Pieter Claesz. uit Kudelstaart en Cornelis Willemsz. uit Wieringen in beslag laten nemen omdat zij uit dienst van de Republiek zijn overgelopen naar een vrijbuiter. Hij verzoekt HHM vanwege de handhaving van hun plakkaten tegen het overlopen van matrozen te verklaren of deze inbeslagname terecht is. Ook vraagt de suppliant instemming om zijn heffing conform deze plakkaten te innen.
HHM verwijzen de suppliant naar de Admiraliteit in Zeeland om zijn zaak daar op de gebruikelijke justitiële wijze voort te zetten.

2 Philip Calandrini schrijft d.d. Amsterdam 15 juli niet naar 's- Gravenhage te komen om de rekeningen van de door afgevaardigden aan de troepen uit Stade verstrekte voorschotten te verrekenen.
HHM schrijven hem nogmaals bij ontvangst van de brief zo spoedig mogelijk hierheen te komen vanwege de genoemde liquidatie.

3 Commissaris Hoogenhouck schrijft d.d. Glückstadt 5 juli dat er meer geld moet worden gestuurd voor het onderhoud van het garnizoen van Glückstadt en het bouwen van fortificaties aldaar.
HHM zullen de provincies schrijven hun aandeel in twee maanden subsidie voor de koning van Denemarken binnen veertien dagen te betalen. De afgevaardigden van de provincies beloven deze betaling bij hun lastgevers te vergemakkelijken.

4 In een rekest meldt Brant Roode, commies in Het Vlie, dat de Admiraliteit te Dokkum zijn traktement van 400 naar 600 gld. heeft verhoogd. Hij verzoekt HHM dit te bevestigen.
HHM geven het rekest voor advies aan de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteiten.

5 De gezanten in Engeland schrijven d.d. Londen 30/20 juni dat Borlomachi heeft beloofd de helft van de door HHM aan de vier regimenten Engelsen verstrekte 181.000 pond in augustus te betalen.
HHM laten de binnengekomen ontvanger de ontvangst van dit geld regelen.

6 HHM verlenen de door de Staten van Friesland d.d. Leewarden 20 juni gecommitteerde Veltdriel recht van zitting.

7 HHM wijzen de op 10 juli uitgestelde memorie van de administrator van Maagdenburg af.

8 Jan de Borchgraeff, hopman van een vrij vendel garnizoenssoldaten te Lingen, verzoekt paspoort om met zijn dienaren, voerman, wagen, paarden en bagage nu en dan vanuit Lingen naar steden en landen van de koning en neutraal gebied te reizen.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.

9 De president bericht over een brief d.d. 's-Gravenhage 16 juli van agent Carlaton over het besluit van de koning van Groot-Brittannië om de vier uit Stade afkomstige regimenten terug te brengen tot één regiment van vijftienhonderd man onder bevel van generaal Morgan. Z.M. verzoekt bijstand van commissarissen om de reductie te doen en garnizoenen aan te wijzen waarin het regiment gelegerd kan worden. Het regiment mag ingezet worden voor de Republiek, mits HHM de servitiën betalen. Z.M. blijft echter de soldij betalen.
Voordat HHM hierover besluiten, vragen zij advies aan de RvS.

10 Om fraude te voorkomen stellen de heren van Holland voor te regelen om maandelijks tenminste één keer te monsteren en op niet van tevoren bekende dagen. Ook zouden alle op de staat van oorlog bekende of door de RvS aangestelde commissarissen kunnen worden gemachtigd wanneer zij op last van de Raad, de provincies waarop deze zijn gerepartieerd of hun Gecommitteerde Raden of Gedeputeerde Staten enkele compagnieën in een bepaald garnizoen monsteren, te allen tijde het gehele garnizoen moeten kunnen monsteren. Alle officieren en soldaten moeten gelast worden hieraan te gehoorzamen, met dien verstande dat zij een duplicaat van de rollen aan de Raad en de provincies van hun repartitie moeten sturen.
HHM zullen het plakkaat van de monstering hierover nakijken.

11 Naar aanleiding van de memorie van resident Camerarius zullen HHM de Hoge Raad aansporen te berichten over de zaak van Paridon van Horn, welke hij volgens de brief van de koning van Zweden behandelt.

12 In aanwezigheid van de RvS lezen HHM de door Oenema namens de Staten van Friesland ingediende propositie inzake de zuivering van de defecten van de consenten voor de Admiraliteit van 1622 tot en met 1627 en het aannemen van de voorgestelde repartitie van de daarboven door de Admiraliteit geleden 2.500.000 pond schuld. Daarnaast hebben zij de door de Staten gegeven verklaring over deze punten onderzocht. 1
Conform de last van HHM is Tinco van Oenama op 6 juni 's avonds van 's- Gravenhage naar Leeuwarden gereisd, waar hij op 8 juni om acht uur 's ochtends is aangekomen. Daar vernam hij dat de Staten van Friesland de zaterdag ervoor waren vertrokken en reces hadden genomen tot 26/16 juni. Aangezien een meerderheid van de afgevaardigden nog aanwezig bleek te zijn, heeft Oenama de vergadering op de hoogte bracht van de reden van zijn bezoek. Toen hij hoorde van het langdurige uitstel door afwezigheid van de volmachten, heeft hij hun verzocht de gevolmachtigde heren zo spoedig mogelijk te ontbieden. Zij waren aangespoord op 19/9 juni in Leeuwarden te zijn om van het voorstel van Oenama namens HHM te vernemen. Hierop is op 12/22 juni een minderheid van gevolmachtigde heren ter vergadering verschenen. Op 19/29 juni heeft Oenama zijn last herhaald aan de andere ter vergadering verschenen heren.
Ten eerste heeft Oenama de heren verzocht te besluiten een geschikte regeling te treffen inzake de betalingen van de door de RvS verzochte petities ter ondersteuning van de Admiraliteit van 1622 tot en met 1627. Hun achterstallige betaling daarin bedraagt 530.630 pond 14 st. 3 d., waarvan hun consent in navolging van de andere provincies wordt afgewacht.
De Friese Staten verklaren hierop nauwelijks te kunnen geloven zoveel schuldig te zijn aan het subsidie voor de Admiraliteit dat daardoor de uitrusting van de vloot is vertraagd. Wanneer zij in gebreke zouden zijn gebleven bij de betaling van het subsidie, dan zullen zij aantonen bij de betaling van de consenten - met name de extraordinaris voor de oorlog te land - evenveel of zelfs meer dan de andere provincies te betalen. Bij een goede berekening en vergelijking van de afzonderlijke defecten zal blijken dat Friesland niets meer hoeft te betalen over de genoemde jaren.
Ten tweede heeft Oenama de Staten gevraagd net als de andere provincies de consenten te dragen van het verzochte 2 ½ miljoen ter aflossing van de extra schulden van de Admiraliteit. Dit is besteed aan de buitengewone uitrusting van de marine tegen vijandelijke aanvallen uit plaatsen als Duinkerke, Oostende en Blankenberge. Het geld kon niet worden geleend van kooplieden, zoals voor het Bestand is gebeurd, terwijl ook de konvooien en licenten minder opbrachten dan voorheen. Als men de maritieme defensie niet spoedig ondersteunt met voldoende geld, zal de oorlog op zee worden verloren en lijkt het onmogelijk het land te behouden.
De Friese Staten begrijpen niet hoe de 2.500.000 pond schuld boven het gulle jaarlijkse subsidie en de dagelijkse inkomsten uit konvooien en licenten is ontstaan. Zij kunnen niet instemmen met de quote zonder over een nauwkeurig overzicht van de met het subsidie gedane uitgaven te beschikken. Tevens willen zij weten wanneer, door wie en hoe de schulden zijn ontstaan en wie deze moet terugbetalen. De ene provincie mag niet door het beleid van de andere worden bezwaard.
Op advies van de RvS laten HHM de bezending naar de Friese Staten doorgaan, waartoe Essen, Van der Dussen en thesaurier-generaal Van Goch zijn aangesteld. Essen en de Staten worden hiervan en van de intussen door beide andere heren opgestelde instructie op de hoogte gesteld, terwijl de Staten ook wordt verzocht een landdag uit te schrijven op maandag, als laatste dag van de maand n.s. De afgevaardigden van HHM zullen de heren Staten daar openbaren waaraan de inkomsten van de Admiraliteitscolleges en de verstrekte subsidies zijn besteed, hoe, wanneer en door wie de schulden zijn ontstaan en wie deze moet betalen. Met deze nadere informatie kunnen de Staten eenvoudiger instemmen met de twee genoemde punten, in navolging van alle andere provincies die volledig consent hebben gedragen voor het bestuur van de marine, behalve Groningen . HHM zullen de Staten van Groningen schriftelijk aansporen hun consenten voor de oorlog te land en ter zee vóór maandag aan de afgevaardigden te Leeuwarden te sturen, opdat deze zich daaraan kunnen houden.

13 Fiscaal Sijlla compareert en vraagt of hij een eis zal doen in het proces tegen de voormalige rechters van Amboina [Ambon] of dit moet opschorten aangezien hun aanklagers uit Engeland hun komst hierheen uitstellen.
HHM stellen een besluit hierover uit.

1 De verklaring is geïnsereerd in S.G. 3187.