29 - 07 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De RvS adviseert d.d. 27 juli over het op 25 juli ingediende rekest van de
majoor van Bergen op Zoom. Volgens de Raad zou het verzoek te grote gevolgen hebben.
Bovendien krijgt de suppliant in vergelijking met andere majoors
zo'n
hoog traktement, dat hem daarom onlangs een eenmalige verering van
100
gld. is geweigerd.
HHM nemen dit advies over.
2
HHM lezen het rekest van
Jan Jansz. Vrelant en
Pieter Denis, reders van
het in 1623 samen met de
Admiraliteit in
Friesland
voor de kaapvaart uitgeruste schip van
kapitein
Bontekoe. Zij verzoeken het
College te gelasten
een
afrekening en bewijs te verstrekken van
de door de kapitein op zee veroverde en naar
Dokkum
gebrachte buit. Zo niet, dan moet hij een weerwoord geven.
HHM schrijven het College de supplianten tevreden te stellen of een weerwoord te geven.
3
De burgemeesters, schepenen en raad van
Doesburg schrijven d.d. Doesburg 13/23 juli aan de vier uit
Stade gekomen compagnieën 400 gld. te
hebben
voorgeschoten. Zij vragen hierover advies aan HHM.
HHM geven de brief aan commissaris
Snouck. Hij moet deze bij de andere stukken en declaraties inzake
de troepen van
Morgan voegen en
het
geld van
C[a]landrini
terugeisen.
4
Op bevel van HHM en Z.Exc. heeft
Quast gedurende twintig maanden
als commandeur van een eskader oorlogsschepen het land
gediend. In een rekest vraagt hij een maandtraktement van 100
gld., zoals de
commandeurs
Cleuter en
Melcknap hebben ontvangen.
HHM geven het rekest voor advies aan de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges.
5
Strick en
Weede, extraordinaris
afgevaardigden van Utrecht, compareren. Zij verzoeken in
aanwezigheid
van
Terestein hun bezwaren tegen
de
voorgenomen werken voor het uitdiepen van de
IJssel te
mogen uiteenzetten. Na het weerwoord van Terestein hierop te hebben
gehoord, zouden HHM met kennis van zaken nader kunnen
beslissen.
HHM houden vast aan hun gisteren genomen besluit inzake de IJssel. Ook schrijven zij
Vijch,
Overlander en
Van der Linge zo spoedig mogelijk
naar
Arnhem te gaan. Daar moeten zij krachtens eerdere
commissie met Terestein onder hun toezicht de werken in
IJsseloord helpen laten bouwen. Desondanks
mogen de
afgevaardigden van
Utrecht
op
een
geschikt gelegenheid hun bezwaren uiteenzetten.
6
Op verzoek van kapitein
Jan van Coelkercke zullen HHM een beleefd antwoord op de brief van de republiek
Salé opstellen en opsturen.
7
De Spanjaard
Miguel de Monserrate beweert een voormalig kapelaan van de
koning van Spanje te zijn en
vanwege de
religie naar de Republiek te zijn gekomen.
HHM geven hem nogmaals 50 gld., waarvan ordonnantie wordt gedepêcheerd.
8
De
griffier bericht krachtens eerdere resolutie ambassadeur
Palle Roosecrans het antwoord van
HHM
van 26 juli op diens op 18 juli gedane propositie te hebben
gegeven.
Daarnaast heeft hij de ambassadeur een gouden keten van 801 gld.
geschonken.
HHM bedanken de griffier voor de moeite.
De gouden keten weegt 21 once drie engels tegen 36 gld. 10 st. per once, wat neerkomt op 771 gld. 18 st. Het fatsoen tegen 28 st. per once kostte 29 gld. 11 st. In totaal is dit 801 gld. 9 st., waarvan voor
Miroe ordonnantie wordt gedepêcheerd.
9
HHM lezen het op 27 juli opgestelde advies van de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteiten inzake de op 25 juli door de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
ingediende punten. In het op 22 juli 1625 uitgevaardigde plakkaat inzake de premie worden op commissie van bevriende machthebbers varende vrijbuiters niet genoemd. Het plakkaat heeft slechts betrekking op met commissie van de vijand varende vrijbuiters, waarmee de
koning van Spanje en zijn aanhangers worden bedoeld. De in het plakkaat
vermelde premie is dus niet van toepassing. Wel hebben de kapitein
en bemanning van het bevrijde schip conform het gebruik van enkele
Admiraliteitscolleges een derde deel aan bergloon tegoed.
Eveneens vanwege het plakkaat zouden
de
kapitein en de bemanning het opgebrachte schip van de rover mogen
houden, behalve dat de commandeur van de visserij zijn aandeel
daarin
tegoed heeft. Dit geldt ook voor alle op schepen die een prijs
veroveren aanwezige vice-admiraals en commandeurs. Indien zij niet
aanwezig zijn bij het veroveren van de prijs door schepen van hun
eskader in het gebied onder hun commando, krijgen zij een
evengroot
aandeel als de kapiteins, verdeeld conform hun maandelijkse soldij.
Bij
deze verdeling zou voor vice-admiraals of commandeurs 60 gld. tegen
30 gld. per maand voor kapiteins genomen kunnen worden.
Aan de door HHM opgestelde regels voor het bevoorraden van de voor de kust van
Vlaanderen en het kruisen op
Het
Kanaal bestemde schepen zou men vooralsnog
moeten
vasthouden. Tevens is het nuttig wanneer HHM die van de
VOC
gelasten spoedig in
aanwezigheid
van hun afgevaardigden met de Admiraliteiten hun aan de
Colleges achterstallige konvooien en licenten af te rekenen. Ook
moet
de Compagnie voortaan onmiddellijk het recht over al haar inkomende
goederen betalen, opdat de Colleges in hun huidige
financiële nood
niet langer inkomsten mislopen.
HHM sluiten zich bij dit advies aan, behalve inzake de liquidatie met de VOC en de betaling van haar inkomende goederen. Deze kwestie willen zij immers eerdaags zelf afhandelen.
10
HHM lezen een namens
Johan Rodt, woonachtig in het vorstendom Berg in het ambt Mettmann te
Rohdenhaus, ingediend rekest. Rodt verzoekt een paspoort of
vrijgeleide om met zijn echtgenote, kinderen, gevolg, paarden en
bagage
overal vrij te mogen reizen, onder meer in de Republiek.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.
11
Bruininxs,
Schaffer en
thesaurier-generaal
Van Goch
berichten
de op 24 juli genomen resolutie inzake de onenigheid tussen
secretaris
Gunter en
Joost
Brasser te hebben meegedeeld aan mr.
Govert Brasser. Deze acht zich
niet gelast
het besluit na te komen, maar is bereid zijn broer Joost Brasser
ervan
op de hoogte te brengen.
HHM verplichten Joost Brasser de genoemde resolutie binnen vier dagen na de aanzegging nauwgezet na te komen, waartoe hij voor hun afgevaardigden moet verschijnen.
12
HHM lezen het op 7 juli opgestelde advies van de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges over het op 23 juni aan hen gegeven rekest van de pachters van het kwart. Zij menen dat de niet verschenen partijen of hun borgen bij het zuiveren van de binnenlandse paspoorten voor de vervoerde goederen moeten betalen conform de lijst met goederen naar vijandelijk gebied.
Op verzoek van de heren van
Holland schorten HHM een besluit hierover op.
13
HHM lezen het op [24 mei] opgestelde advies van de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
over het haar op 24 mei gegeven rekest van de pachters van het kwart. Het in het rekest genoemde schip en de lading zijn voor 4.000 gld. en het tevens daarin vermelde bergloon teruggegeven aan de eigenaars. Het land heeft de waarde ervan ontvangen. De
fiscaal is slechts borg gebleven opdat de supplianten hun
rechtmatige aandeel in het konvooi van de uitgevoerde goederen niet
zouden mislopen, indien HHM menen dat dit hen aangaat.
HHM nemen het advies aangaande de 4.000 gld. over en gelasten de fiscaal als borg een kwart van het konvooi van de naar
Calais uitgevoerde goederen aan de supplianten te betalen.
14
De heren van
Holland berichten dat hun
lastgevers
het niet eens zijn met de op 27 juli
genomen resolutie inzake het terugroepen van de grote schepen op de
Eems.
HHM nemen dit in overweging. Zij verzoeken de heren van Holland de kwestie nader met hun lastgevers te bespreken.
15
De heren van
Holland hebben de op 27 juli met advies van Z.Exc. en de RvS
genomen resolutie inzake de bezending naar
Zeeland
besproken met hun
lastgevers
. Zij stellen voor te vragen of
Z.Exc. de bezending wil doen.
HHM houden vast aan hun resolutie van 27 juli.
16 1
HHM lezen het op 19 juli mondeling gedane en later schriftelijk ingediende voorstel van ambtman
Johan Diderick van der Aer. Tevens horen zij het rapport van de met Aer bijeengekomen
afgevaardigden.
Inzake het gevraagde uitstel van executie op de
Neuburgse gebieden en de clerus in het Land van
Kleef en de aangaande deze executies en de
licenten en het
hoorngeld aan overste
Gent en
diens
dienaar
Jan
Retzer verstrekte bevelen blijven HHM bij hun eerdere met
advies van de RvS en medeweten van Z.Exc. genomen resoluties.
Vanwege
het alliantieverdrag mag niemand bij de executie worden
ontzien.
Aangaande het door drost
Nieuhoff namens de Kleefse regering krachtens haar brief van 19 mei
aan het garnizoen van
Soest
[in Westfalen]
gedane voorstel
(niemand
toe te laten tot het commando over het garnizoen of regiment) heeft
Aer
de afgevaardigden geantwoord geen instructie te hebben. Volgens hem
was
dit eerder een gevolg van een fout van de dienaren dan een bevel
van
de
Kleefse regering. Desondanks heeft Aer vervolgens toegegeven een
kopie
van de brief over deze kwestie van HHM aan de Kleefse regering bij
zich
te hebben.
HHM zullen het er deze keer bij laten. Eventuele verdere overtredingen zullen zij beschouwen als inbreuken op het bondgenootschap.
17
Pallen Rosecrants compareert en zegt een gunstig antwoord te hebben
verwacht op zijn op 20 juli ingediend voorstel. Vervolgens levert
hij
zijn verweer in.2
De
koning van Denemarken vraagt HHM de inhoud van het bondgenootschap in overweging
te nemen,
met name het achtste en negende artikel:
Indien één van de bondgenoten voortaan direct of indirect te water of te land wordt lastiggevallen, verstoord of onderdrukt in zijn rijken, landen, provincies of steden, moeten de anderen hem met zoveel macht en soldaten bijstaan als bij de alliantie is beloofd, of zoveel zij kunnen aanbieden, om hem van overrompeling te verlossen.
Al deze beloften en akkoorden gelden ook ten aanzien van de koning van Denemarken. Er moet toereikende bijstand aan hem worden verleend.
Uit deze artikelen blijkt duidelijk dat HHM vanwege de alliantie Z.M. zowel moeten helpen als hij in zijn eigen land in oorlog is als wanneer dit in
Duitsland gebeurt. Z.M. is immers vanwege dezelfde alliantie -
gemaakt ter verdediging tegen Duitsland - aangevallen in zijn eigen
rijk.
Ook is in de alliantie niet alleen sprake van gewone subsidie, maar
tevens van "zoveel mogelijk" en "toereikende" hulp. Een secours
van
enkele duizenden soldaten ligt niet buiten de macht van HHM,
maar is
eenvoudig te doen. Zijzelf geven immers aan extraordinaris
tienduizend man
te hebben gelicht. Deze troepen hebben zij niet nodig aangezien zij
niet worden aangevallen. Als de Republiek de troepen nodig zou
hebben, hetgeen dit jaar niet schijnt te gebeuren, kunnen deze
spoedig
weer beschikbaar zijn. De weg tussen de
Elbe en
Friesland is immers niet lang. Bovendien heeft de
Republiek onlangs nog veel meer bijstand in verder gelegen plaatsen
van
zijn rijk aangeboden, waar dit niet bijzonder nodig
was.
Daar zouden de troepen de Republiek niet meer kosten dan hier. Door
deze bijstand aan zijn koning te sturen, zouden de nu langs deze
grenzen
liggende keizerlijke troepen zich vermoedelijk moeten terugtrekken.
Ook
zouden
Glückstadt en dientengevolge de
scheepvaart op
de Elbe door de hulp zijn verzekerd, hetgeen voordelig voor het
algemeen
belang en voor deze staat in het bijzonder zou zijn.
Wil men de neutraliteit met de
keizer hiertegen in brengen, dan moet men weten dat de keizer kwaad
en afbreuk aan de Republiek wil doen, zoals onder meer is gebleken
bij
de overwinning op
Breda. Bovendien zal de
neutraliteit
niet worden geschonden als de soldaten in eed en dienst van Z.M.
zouden
zijn, waartoe Rosecrants diens commissies bij zich heeft. Het is
ook
toegestaan secours aan bondgenoten te sturen zonder de
neutraliteit te
schenden, zoals de Republiek eerder onder meer heeft gedaan aan die
van
de [Protestantse] Unie.
HHM moeten inzake het secours tevens beseffen dat de koning een deel van zijn leger voor het behoud van
Stralsund heeft ingezet, hoewel niets hem daartoe heeft verplicht.
Hierbij
had de Republiek groot belang, aangezien de handel en scheepvaart
op
Danzig
[Gdansk] zouden zijn belemmerd
als
Stralsund in handen van de vijand zou zijn gevallen.
HHM weigeren de oude Engelse troepen te ruilen tegen de uit
Stade gekomen nieuwe soldaten. Volgens Rosencrants zijn dit
eveneens oude
soldaten, die reeds hier en elders hebben gediend. De onlangs door
HHM
gelichte tienduizend soldaten zijn immers nieuw geworven volk.
De andere door de
koning van Engeland
aan Denemarken beloofde troepen had zijn koning elders
vandaan
gehaald ter vervanging van de naar Stralsund gezonden troepen.
Rosencrants verzoekt HHM zo spoedig mogelijk de door hen beloofde oorlogsschepen te sturen. Anders zijn zij te laat, aangezien de zomer bijna voorbij is.
Het antwoord van HHM op het zesde punt, hun subsidie aan te wenden voor bewaking van de plaatsen langs de Elbe, was eigenlijk niet verzocht. Niettemin is Z.M. ervan overtuigd dat HHM de resterende assignaties conform het voorstel zullen betalen. HHM zouden de koning de beschikking over deze noodzakelijke subsidies immers niet willen ontnemen. De maandelijkse subsidie is onvoldoende voor de plaatsen langs de Elbe en er is een aanzienlijk bedrag over van eerdere maanden waarvan de assignaties kunnen worden betaald.
Rosencrants herinnert HHM aan het grote gebrek aan buskruit, zowel in Denemarken zelf als in Stralsund, en vraagt hun hierin te voorzien.
Ten slotte vraagt de ambassadeur of HHM hun belofte willen inlossen en de Nederlanders te waarschuwen niet te handelen op plaatsen waar de vijanden van zijn koning zich bevinden.
Rosecrants verzoekt HHM om hun nader besluit hierover te geven aan secretaris
Gunter of een nieuwe zaakwaarnemer van zijn koning,
aangezien hijzelf naar
Engeland vertrekt. Hij
bedankt
HHM voor het geschenk en neemt afscheid.
HHM wensen Rosecrants een goede reis.