02 - 09 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
In een rekest meldt graaf
Georg Ernst van Stirum dat zijn ruitercompagnie bij de verdeling van de
ongerepartieerde compagnieën op
Gelderland
is gesteld. Ondanks alle door hem
gedane moeite heeft deze provincie, met name het kwartier
Nijmegen, de graaf nog niet betaald.
Uiteindelijk
heeft de provincie de betaling geheel afgewezen. De graaf verzoekt
HHM
het aannemen en betalen van zijn compagnie te regelen.
HHM machtigen de RvS om zich in te spannen opdat Nijmegen en de twee andere kwartieren de compagnie ruiters aannemen en betalen.
2
In een brief met bijlagen d.d. Emmerik [Emmerich] 14/24 aug. antwoorden de
Kleefse raden op de brief van HHM van 8 augustus.
HHM geven dit antwoord aan het
Hof van Gelderland
om er zo spoedig mogelijk over te berichten. Daarna zullen HHM met advies van de RvS naar omstandigheden over de inhoud besluiten.
3
Een op het schip Eendracht d.d. 29 aug. voor Texel geschreven brief van vice-admiraal
Quast behoeft geen resolutie.
4
Culenborch verzoekt namens
Don
Emanuel, prins van Portugal,
het huis
Einborch [te
Wijchen]
met
bijbehorende eigendommen neutraal te verklaren, zoals namens de
Infanta reeds is gedaan.
HHM laten de heren van het
Kwartier Nijmegen
dit met Z.Exc. bespreken en erover berichten.
5
In een memorie meldt commissaris
Hoogenhouck te hebben begrepen dat HHM hun resident
Aissma te Hamburg een wissel
van 50.000
gld. op ontvanger
Reael te
Amsterdam
willen laten trekken ten behoeve van
Glückstadt.
Hij
vraagt zich echter af of dit wel nuttig is voor het land. Ten
eerste hebben Aissma en de
commissarissen van de
koning
eenzelfde
bedrag eerder slecht besteed. Ten tweede zal Aissma aanspraak maken
op
twee procent van dit bedrag en er tevens op inhouden wat hij tegoed
meent te hebben op de door Hoogenhouck in Glückstadt beheerde
125.000
pond. Volgens Aissma zou de koning van Denemarken hem immers twee
procent van de subsidies hebben
beloofd.
HHM laten Aissma de 50.000 gld. innen en dit gehele bedrag zonder omhaal aan de momenteel in Glückstadt aanwezige commissaris
Hartman geven. Hartman moet het gehele bedrag zonder omhaal conform
de door Hoogenhouck aan hem verleende instructie als wekelijkse
lening
aan het garnizoen aldaar verstrekken. Indien dit nodig
zal
zijn, moet hij het eveneens aan de verdedigingswerken besteden.
Hartman
blijft
verantwoordelijk voor het beheer van het geld. Om te voorkomen dat
hierover
tussen
de resident en commissaris Hartman onenigheid zal ontstaan,
wordt
een kopie van de brief voor Aissma aan Hartman gestuurd.
6
De voormalige pachters van de konvooien en licenten van het eerste jaar klagen in
Zeeland geen recht te krijgen omdat er niet wordt afgerekend. Zij
verzoeken HHM om dit te regelen.
HHM laten de
Admiraliteit in Zeeland
met de supplianten afrekenen. Als het College redenen heeft dit niet te doen, moet het binnen acht dagen na ontvangst antwoorden.
7
Naar aanleiding van het verzoek van de
heer van Groesbeeck om vrij twaalf paarden te mogen invoeren ten behoeve van de
landbouw laten HHM de suppliant zich houden aan de wetten van het
land.
8
HHM geven het verzoek van
Jan Willemsz. Verbogen c.s. om voor vijftig jaar octrooi te krijgen op het
produceren van salpeter aan
Boudewyn de
Man c.s. Zij kunnen hiertegen hun belangen aanvoeren.
9
In een rekest klaagt
Joost Willemsz. van Nieukercken, koopman te Amsterdam, dat
Carel
Carelsz. Guldenhelm, admiraal van de
koning van Zweden, zestig last
haring
en enkele
kunstvoorwerpen van hem bezit. Hij vraagt om voorschrijven
te verlenen aan
Z.M. van Zweden opdat hij de waarde van de partij haring
inclusief de bijbehorende kosten en rente terugkrijgt, alsmede een
vergoeding voor de kunstvoorwerpen.
HHM verlenen de suppliant het voorschrijven.
10
HHM geven een concept van een te verlenen generale kwitantie voor
Joost Brasser vanwege het inleveren van enkele authentieke kopieën
aangaande zijn onderhandeling met de
koning
van
Denemarken en
Josias van
Vosbergen aan thesaurier-generaal
Van
Goch. Deze moet het concept onderzoeken en controleren of
er nadelen aan kleven.
11
In een remonstrantie verzoekt maarschalk
Châtillon bevestiging van de resolutie van 5 okt. 1623 aangaande
zijn traktement als ritmeester. Hij wil dit tijdens zijn verlof in
het
buitenland ontvangen.
Als HHM de resolutie hebben opgezocht en nagekeken, zullen zij er een passend besluit over nemen.
12
De
president bericht dat de twee Lotharingse edellieden die hadden
voorgesteld ieder een compagnie paarden te onderhouden lange tijd
in de
Republiek zijn geweest. Hoewel hun voorstel niet is aangenomen, kan
men
de twee vanwege het doel van hun komst niet laten
vertrekken
zonder hun een geldbedrag toe te kennen.
HHM laten de RvS hierover besluiten.
13
In een rekest meldt
George Keir, vaandrig van kapitein
Arskyn, dat zijn vrouw
Petronella van Vousyn op het kantoor van
ontvanger-generaal
Doublet
aanspraak
maakt op een pensioen van 200 gld. De suppliant verzoekt HHM dit
pensioen af te kopen.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
14
In een rekest meldt
Franchois de Caesteker na afrekening 1.213 pond Vlaams 1 sch. 8 groten
tegoed
te hebben vanwege de door zijn vader in 1610 in het voordeel van de
ingelanden gemaakte zeesluis in de Oudemansdijk bij
IJzendijke. Hij verzoekt om verzegelde brieven aan
gouverneur
Houthain opdat hij door
middel
van
executie van de ingelanden zijn achterstallige geld kan
krijgen.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.
15
De RvS adviseert d.d. 31 aug. over het op 26 aug. door burgemeester
Berckel ten behoeve van
Willem
Worchmans en
Ambrosius Faes gehouden betoog. Na
advies van een
rechtsgeleerde te hebben ingewonnen heeft de Raad op 24 aug.
verklaard dat Worchmans en
Faes
niet vallen onder het op 3 juli 1627 gesloten verdrag, aangezien
zij in strijd met 's lands plakkaten
hebben
gehandeld.
HHM geven het advies van de Raad met een kopie van de raadpleging van de rechtsgeleerde en zijn eigen betoog aan Berckel om daarover nader te berichten.
16
De RvS adviseert over de op 31 aug. ontvangen brief van burgemeester
Terestein. Het dichten van het gat achter de krib naast het
Kleefse Spui, het herstel van de krib aan het
Kleefse
land en de verlenging van de Vosselsche
krib
moeten volgens de Raad worden opgeschort totdat er weer groen
rijshout kan worden
gekapt. Dit vanwege de in de brief aangestipte redenen.
Desondanks laten HHM de genoemde werken zo spoedig mogelijk uitvoeren.
17
De RvS adviseert d.d. 1 sept. over de op 28 aug. in handen gekregen brief van
Tilly. Aangaande diens klacht over de paarden kan worden
geantwoord dat de zaak hierover tussen kapitein
Wolff Mislich en agent
Van
de Veecken voor de Raad is gebracht. Inzake Tilly's
andere
klacht kunnen HHM antwoorden dat hij de gevangengenomen staatse
soldaten moet laten terugsturen naar hun garnizoenen. Daar zal de
ingewonnen informatie in acht worden genomen en zullen de genoemde
soldaten hun verdiende straf krijgen. Tilly moet worden gevraagd om
in
dergelijke situaties altijd op deze manier te handelen. Daarbij
moet hem verzekerd worden dat de Republiek de neutraliteit blijft
naleven, hoewel de aanhangers van de
keizer in het geval van
Reael en kapitein
Salijns tegen de verwachting in het tegendeel
bewerkstelligen, ondanks verzoeken om hun vrijlating.
HHM nemen dit advies over. Zij vinden dat de vrijlating van Reael en Salijns in het antwoord moet worden genoemd.
18
HHM nemen het op 1 sept. opgestelde advies over van de RvS aangaande de hem op 25 aug. ter hand gestelde brief van de
keurvorst van Brandenburg, de propositie van ambtman
Aehr en de brieven van de
Kleefse
regering.1 HHM kunnen de keurvorst
beleefd
antwoorden overste
Gent geen
opdracht hebben
gegeven om iets tegen zijn macht of tegen het bondgenootschap te
ondernemen. Aangezien nu echter in het Rijk, met name in de buurt
van de
gebieden van de keurvorst, zoveel soldaten bijeen zijn en vanwege
de geschiktheid van Gent achten HHM het
hoogstnodig om de overste in dienst te houden en zijn volk bij
elkaar
te houden. Zij hopen dat hun goede bedoelingen in het voordeel van
de keurvorst en zijn landen niet verkeerd worden opgevat en
verwachten ook niet dat hij de krachtens het bondgenootschap
aan hen toekomende bijstand weigert.
Aangezien de lopende contributies toereikend zijn om de soldaten te onderhouden, meent de Raad dat het innen ervan nog drie tot vier maanden kan worden uitgesteld.
De Raad meent dat HHM
Retser slechts als controleur hebben aangesteld om continu te weten
hoe de staat
van de contributies is en of daarmee het volk kan worden
onderhouden.
Indien de keurvorst hiervoor een andere geschikte kandidaat heeft,
zoals tot tevredenheid van HHM wordt voorgesteld, dan zullen zij
deze
in overweging nemen.
HHM nemen dit advies over.