9
In een rekest klaagt
Joost Willemsz. van Nieukercken, koopman te Amsterdam, dat
Carel
Carelsz. Guldenhelm, admiraal van de
koning van Zweden, zestig last
haring
en enkele
kunstvoorwerpen van hem bezit. Hij vraagt om voorschrijven
te verlenen aan
Z.M. van Zweden opdat hij de waarde van de partij haring
inclusief de bijbehorende kosten en rente terugkrijgt, alsmede een
vergoeding voor de kunstvoorwerpen.
HHM verlenen de suppliant het voorschrijven.