27/10/1628

 
English | Nederlands

27 - 10 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 HHM lezen het door de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges in overleg met hun lastgevers conform de resolutie van 21 okt. opgestelde en door Nicolaes van Santen ondertekende concept.1 Door middel van de onderstaande punten kan de uitvoering van het recht van voetspoeling tegen vijandelijke soldaten op zee worden bewerkstelligd:
I Twee goede oorlogsschepen en twee met goede zeilen uitgeruste jachten - geschikt om bij windstilte mee te roeien - zouden naar de kust van Galicië en La Coruña kunnen worden gestuurd. Deze kunnen de daar aanwezige vissers op sardines en andere vissoorten overmeesteren, hun schepen naar de Republiek brengen en hun vistuig vernietigen. De aan boord aanwezige jongens moet men echter aan land zetten, opdat deze hun ervaringen kunnen doorvertellen.
II De genoemde schepen en twee jachten kunnen worden afgehaald van de schepen langs de kust van Vlaanderen die ter versterking van de eskaders van de kruisers zullen worden gebruikt nadat de eerste vloot vendangevaarders is aangekomen.
III De op deze schepen aangestelde commandeur kan worden gelast om indien er onvoldoende volk in Galicië en La Coruña wordt gevangen in een baai boven San Vicente de la Barquera [Cabo de São Vicente] te gaan liggen. Daar kan hij dan enkele vissers proberen te vangen. Ook kan de commandeur worden gelast om daar waar hij met een aanzienlijk aantal soldaten aan land kan gaan een groot aantal mensen uit de kustdorpen te halen en naar de Republiek te brengen. De dorpen kunnen in brand worden gestoken.
HHM nemen dit concept over, mits de schepen en de jachten en de daarop in te zetten kapiteins en commandeurs worden gekozen door Z.Exc.

2 De gezanten in Frankrijk schrijven d.d. Parijs 13 okt. te wachten op een bevel inzake hun terugkomst.
HHM zullen de eerdere brieven van de gezanten hierover opzoeken. Deze worden zo spoedig mogelijk in aanwezigheid van Z.Exc. en de RvS besproken om te zien of men de gezanten zal terugroepen of nog enige tijd in Frankrijk zal laten blijven.

3 De magistraat van Genève bericht d.d. Genève 24 sept. onder meer dat de hertog van Savoye drie à vier mijl van zijn stad verblijft met vijftigduizend infanteristen en tweeduizend ruiters. De magistraat vreest dat de hertog zijn stad wil aanvallen.
HHM bespreken de brief met Z.Exc.

4 HHM geven het verzoek van de heer van Berlo om de paspoorten van hem en zijn drie dienaren te verlengen voor advies aan de RvS.

5 Z.Exc. brengt een brief ter sprake van commissaris Hartman d.d. Glückstadt 14 oktober. Hierin bericht Hartman dat Krempe door de voordelige hoge waterstand zou kunnen worden ontzet, mits een dijk wordt doorstoken waarop de keizerlijken twee redoutes hebben geplaatst. Deze redoutes hebben echter slechts weinig geschut.
Na advies te hebben ingewonnen van Z.Exc. hebben HHM hem verzocht de gouverneur in Glückstadt te vragen of deze het ontzet van Krempe door middel van water mogelijk acht. Daartoe mag de gouverneur in naam van de koning van Denemarken de op de Elbe liggende kleine staatse schepen met matrozen inzetten. Hij mag echter niet HHM erbij betrekken.
Commissaris Hartman bericht d.d. Hamburg 14 okt. dat Krempe slechts voor drie weken proviand heeft, gerekend vanaf 4 okt., en dat hij geld nodig heeft om het garnizoen van Glückstadt te betalen.
HHM nemen geen besluit hierover.

6 Ontvanger-generaal Johan Doublet compareert. Hij dient een lijst in van de achterstallen van de provincies in de betaling van de ongerepartieerde ruiters, het regiment van Candale en de vier compagnieën van kolonel Hauterive tot 31 dec. 1627. Hiervan zijn decharges van 5 juli, 19 aug. en 6 nov. 1627, behorende tot de quote van 150.000 pond, en van 10 feb., behorende tot die van 200.000 pond.
HHM schrijven de provincies opdat zij hun defecten in deze decharges laten zuiveren.

7 Na resumptie van de resolutie van 20 okt. en nader bericht van thesaurier-generaal Van Goch depêcheren HHM ordonnantie van 2.040 gld. voor ontvanger-generaal Johan Doublet. Dit betreft het door de extraordinaris ambassadeurs in 1621 in Engeland betaalde opgeld, conform het daarvan getoonde overzicht.

8 De binnengekomen ontvanger-generaal Doublet vraagt HHM te regelen dat de provincies de achterstallige subsidie voor de koning van Denemarken betalen. Daarvan moet eerst 75.000 gld. en daarna nog 32.000 gld. - in totaal 107.000 gld. - worden betaald aan Pauwel de Wilhem vanwege diens voorschotten aan Buchwalt en secretaris Gunter.
HHM schrijven de provincies hun achterstallige betalingen in de dertig maanden subsidie voor de Deense koning op te brengen. Deze zijn reeds vervallen terwijl ook de decharges al zijn verstrekt.

9 Na lezing van het concept arresteren HHM het plakkaat tegen de door Carolo Gonzago, hertog van Nevers, geslagen Mantuaanse en Montferratse daalders. Het verbod van de goudguldens uit Lotharingen en Nancy wordt voorlopig uitgesteld.
2

10 Op verzoek van Matheus Pietersz. uit Gorinchem, verlenen HHM hem voorschrijven aan de raad van Keulen, waar hij een proces heeft lopen tegen Constantyn Luick. Zij verzoeken de raad de suppliant een spoedige rechtsgang te geven.

11 Evert Cornelisz. en Pieter Pietersz. van Stantdonck vragen voor dertig jaar octrooi aan voor drie nieuwe uitvindingen om:
I Blauwachtig tarwe en graan zuiver te maken zonder het te wassen.
II Alle graansoorten met wind als krachtbron van stof en vuil te ontdoen.
III Alle soorten meel zonder lawaai te zeven.
HHM verlenen voor acht jaar octrooi in gebruikelijke vorm aan de supplianten. Gedurende deze periode worden namakers telkens bestraft met een boete van 100 gld.

12 De president bericht over een mondeling verzoek van ritmeester Eeckeren. Hij wil de RvS vragen om ontvanger Bergaine in Bergen op Zoom te gelasten conform de gisteren genomen resolutie niet alleen de abt van Sint Bernard maar ook de kanunniken van het kapittel Antwerpen te schrijven.
HHM laten de RvS hierover beslissen.

13 HHM zullen de ontvanger-generaal horen over de betaling van de quoten in de geconsenteerde 100.000 gld. Dit moeten de provincies opbrengen in aftrek van het tweede miljoen voor de Admiraliteit om de scheepskapiteins op de binnenwateren te betalen.

14 De Gecommitteerde Raden in het Noorderkwartier schrijven d.d. Hoorn 26 mei over het op 22 maart ingediende rekest van Pieter Adriaensz. van Thoorenburch. Van Thoorenburch verzoekt mandement van appèl met clausule van inhibitie op een door de Raden gewezen vonnis in zijn zaak tegen Dirck den Osch en de kinderen van Jan Leines. Dit betreft de verdeling van een aan hen verleende kwijtschelding in de belasting van de 14 gld. per honderd wit zout over de jaren 1607 tot en met 1613. De Raden hebben in de hoofdzaak een passend vonnis gewezen, maar hebben geen rekening gehouden met de verdeling van de wederzijdse kosten van de partijen bij het verkrijgen van de kwijtschelding.
De door Dirck den Osch c.s. ingediende memorie in aanmerking genomen geven HHM deze brief met bijlagen voor advies aan secretaris Volbergen.

15 HHM verzoeken de president om de memorie van Acosta te onderzoeken en erover te berichten.

16 In een remonstrantie excuseert een meerderheid van de generaals van de Munt zich voor de buitensporige declaraties waarvan zij worden beschuldigd. Zij verzoeken hierom de resolutie van 16 sept. te herzien en een nadere regeling te treffen aangaande de uitoefening van hun ambt en de beloning daarvoor. Deze moet in het beste voordeel voor het land zijn en buitensporigheden voorkomen.
HHM zullen hiervoor een formeel besogne aanstellen.

17 Vijgh en Terestein, afgevaardigden inzake de verbetering van de Rijn en IJssel, schrijven d.d. 's-Gravenwaard [Schenkenschans] 14/24 okt. dat het waterpeil van de rivieren is gedaald in vergelijking met enkele jaren geleden. Zij verzoeken HHM een regeling te treffen aangaande het inkorten van de kribben die tot nadeel van de rivieren in de Rijn en IJssel zijn gelegd. Ook moeten zij het bekrammen van de zandbergen naar hun oordeel regelen.
HHM geven de brief voor advies aan de RvS.

1 Het concept is geïnsereerd in S.G. 3906.
2 Het plakkaat is opgenomen in: Groot placaet-boek I, kol. 2969-2971.