02/01/1629

 
English | Nederlands

02 - 01 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Raadpensionaris Duijck leest een brief voor van Oosterwijck d.d. Venetië 15 dec. 1628 over de betaling van een jaarlijks secours. Ondanks het gunstig advies van de Signoria werd het verzoek door de senaatsleden weggestemd.
Alvorens Oosterwijck nieuwe instructies te sturen zullen de retroacta inzake diens proposities worden nagezien.

2 Wolfgang Wilhelm vraagt d.d. Düsseldorf 20 dec. 1628 de soldaten van HHM die zich aan brutaliteiten te buiten gaan te mogen bestraffen. Hij beweert dat zijn voorgangers dat recht ook genoten, hoewel de plakkaten van HHM inhouden dat de soldaten die in de naburige neutrale gebieden gelegerd zijn, alleen berecht kunnen worden in hun garnizoenssteden.
Verder vraagt hij de vrijlating van de burgers van Gulik [Jülich] die omwille van de contributies in Emmerik [Emmerich], Gennep, Groenlo en Soest [in Westfalen] gevangen zitten.
Het schrijven gaat naar de RvS om na overleg met Z.Exc. daarover te beslissen.

3 Agent Van de Veecke heeft een missive d.d. 21 okt. 1628 van de hertog van Palts-Neuburg overhandigd waarin de vrije invoer wordt verzocht van de in een ingeleverde lijst opgenomen vastenkost, bestemd voor zijn hofhouding.
HHM kennen hem deze vrije invoer toe voor de helft van de in de lijst genoemde provisie.

4 Schaffer wijst de vergadering op de onkosten die Joachimi gemaakt heeft bij zijn bezoek aan de Republiek.
HHM vragen de ambassadeur om een gespecificeerde staat van de gemaakte en nog te maken onkosten in verband met zijn overkomst, verblijf en vertrek opdat zij daarover naar behoren kunnen beslissen.

5 HHM verlenen, conform een eerder schrijven d.d. 30 dec. 1628, Alfonse de Lopes paspoort om met drie bewapende en bemande Franse schepen - dat van de koning genaamd Saint-Louis, het schip voor de koningin-moeder en een patas - uit te varen. Zij verlenen hem daarnaast ook een vrijstelling van rechten op de 152 kanonnen, voorzien van het wapen van de koning van Frankrijk en dat van kardinaal Richelieu. Over de rest van de lading, te weten tweehonderdduizend pond koper, zeshonderdduizend pond lood en vijfhonderdduizend pond tin, moeten de verschuldigde rechten echter wel betaald worden.

6 Agent Van de Veecke verzoekt in een memorie om de vrijlating van Johan Wilstach, richter te Blankenstein [bij Hattingen], die in het Land van Gulik [Jülich] is aangevallen en in Groenlo gevangenzit.
Het verzoek gaat naar de RvS om na overleg met Z.Exc. daarover te beslissen.

7 HHM nemen geen beslissing over het tegen de Engelsman Willem Peggesley gerichte verzoek van de Fransman Guillaume Morreau aangaande een schip dat bij de magistraat van Rotterdam in bewaring is gegeven.

8 David Lommelijn vraagt HHM de uitgave te bekostigen van de vertaling uit het Engels van een commentaar op de zendbrief aan Titus, geschreven door Thomas Taijlor1.
HHM weigeren dit verzoek, maar kennen Lommelijn uit medelijden wel 12 gld. toe.

9 HHM weigeren Jan Aggens uit Noordbroek, een tegemoetkoming ter leniging van diens grote armoede als gevolg van een vijandelijke inval, ongeveer vijf jaar geleden.

10 Junius, secretaris van Z.Exc., brengt HHM op de hoogte van een brief van een correspondent uit Luik. Deze meldt dat de gouverneur van Durbuy in Spaanse dienst, Nicolaes de Blire, met zijn cavalerie een aantal ruiters in staatse dienst heeft aangevallen, waarbij één dode en twee gewonden vielen.
HHM verzoeken de RvS in samenspraak met Z.Exc. op gepaste wijze aan de Luikse regering te schrijven.

11 Moise Gotran, een Fransman uit Saint-Martin-de-Ré, schrijft HHM dat hij te Duinkerke het schip Orangieboom, dat door de vijand van een ingezetene van de Republiek was gekaapt, heeft gekocht en op zijn beurt op de geëigende manier heeft doorverkocht. Een koopman uit Amsterdam heeft echter beslag laten leggen op het schip onder voorwendsel dat het zijn eigendom is. Gotran verzoekt HHM deze beslaglegging ongeldig te verklaren.
HHM schrijven het stadsbestuur van Middelburg waar de inbeslagname uitgesproken is, ten behoeve van de suppliant kort recht toe te passen.

12 De gecommitteerden van de Landschap Drenthe leggen een resolutie van HHM d.d. 23 april 1621 en een arrest van de RvS d.d. 27 juni 1625 voor om aan te tonen dat afrekening gedaan moet worden van hun quote van één procent van 1599 tot heden toe.
Beide stukken worden toegevoegd aan een op 20 dec. 1628 ingediende propositie en zullen door de betrokken gedeputeerden bij hun onderzoek in overweging worden genomen.

13 HHM keuren het op 30 dec. 1628 gelezen ontwerp van een antwoord op de propositie van ambassadeur De Beaugy goed, met toevoeging van de door Duijck meegedeelde opmerkingen van Z.Exc.

14 HHM verzoeken de Admiraliteit te Amsterdam opnieuw dringend een bewapend schip of jacht ter beschikking te stellen aan commissaris Hogenhouck die voor staatszaken naar Glückstadt moet reizen. Op een eerste schrijven d.d. 22 dec. 1628 is namelijk nog geen antwoord gekomen.

15 Uit een extract van een door Phillips Jacobsz. geschreven brief d.d. Londen 23 dec. 1628 blijkt dat het door admiraal Pieter Hein in West-Indië op de Spanjaarden veroverde galjoen zo lek was, dat het te Falmouth gelost moest worden. De officieren van de Engelse koning eisen tol over het breken van de last. Verder meldt Jacobsz. dat ter hoogte van Falmouth zeventien Duinkerkers met dubbele bemanning wachten op het vertrek van de vloot van admiraal Hein, die deels in Plymouth, deels in Falmouth voor anker ligt.
De afgezanten in Londen krijgen de opdracht er bij de koning van Groot-Brittannië voor te ijveren de schepen van de WIC vrij te stellen zijn van de geëiste tol als dat overeenstemt met het traktaat van Southampton. Zij moeten ook in andere mogelijke zaken de WIC bijstaan. Tevens wordt beslist luitenant-admiraal Dorp, de vice-admiraals Lieffhebber en Berchum en de vice-admiraal van Zeeland te bevelen met hun schepen naar Het Kanaal te varen en daar de vendangevaarders en de vloot van admiraal Heyn tegen de vijand te beschermen. Indien de vijandelijke schepen westwaarts Het Kanaal opvaren, moeten zij hen achtervolgen en vernietigen. In elk geval moeten zij met elkaar overleggen hoe de plannen van de vijand te dwarsbomen.

16 De Secrete Raad van het bisdom Luik, brengt HHM in een schrijven op de hoogte van de stand van zaken in de zaak van François Charon.
De missive wordt voor een beslissing doorgestuurd naar de RvS.

1 Het betreft de vertaling van Thomas Taylor's Exposition of Titus, Cambridge, 1619.