15
Uit een extract van een door
Phillips Jacobsz. geschreven brief d.d. Londen 23 dec. 1628 blijkt dat het
door admiraal
Pieter Hein in
West-Indië op
de
Spanjaarden veroverde galjoen zo lek was, dat het te
Falmouth gelost moest worden. De officieren van
de
Engelse koning eisen tol over het breken van de last. Verder meldt
Jacobsz. dat ter hoogte van
Falmouth zeventien Duinkerkers met dubbele
bemanning
wachten op het vertrek van de vloot van admiraal
Hein, die deels in
Plymouth,
deels
in Falmouth voor anker ligt.
De afgezanten in Londen krijgen de opdracht er bij de
koning van Groot-Brittannië voor te ijveren de schepen van de
WIC
vrij te stellen zijn
van
de geëiste tol als dat overeenstemt met het traktaat van
Southampton. Zij moeten ook in andere mogelijke
zaken
de WIC bijstaan. Tevens wordt beslist luitenant-admiraal
Dorp, de vice-admiraals
Lieffhebber en
Berchum en de
vice-admiraal van Zeeland te
bevelen met hun
schepen
naar
Het Kanaal te varen en daar de
vendangevaarders
en de vloot van admiraal
Heyn tegen de vijand te beschermen. Indien de
vijandelijke schepen westwaarts Het Kanaal opvaren, moeten zij hen
achtervolgen en vernietigen. In elk geval moeten zij met elkaar
overleggen hoe de plannen van de vijand te dwarsbomen.