22/01/1629

 
English | Nederlands

22 - 01 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 President Beaumont stelt HHM op verzoek van advocaat-fiscaal Sille voor om de resolutie d.d. 20 jan. uit te breiden. Hij zou namelijk willen dat hem een akte verleend wordt waarmee hij uit handen van de ontvanger-generaal zoveel geld mag ontvangen als hij nodig vindt om het proces in de kwestie Amboina [Ambon] tegen de beschuldigde rechters voort te zetten.
HHM verlenen Sille een akte voor 400 gld., te ontvangen uit handen van de ontvanger-generaal, om deze ten gunste van het land aan te wenden. Hij wordt verzocht de uitgaven behoorlijk aan te geven, want deze som geldt als voorschot die op de restitutie van de VOC moet worden teruggevorderd.
HHM beraden zich over het rapport van Essen en de andere gedeputeerden d.d. 18 jan. over de zaak Amboina.
HHM besluiten de gedelegeerde rechters te verzoeken het proces in staat van wijzen te brengen en ook de vonnissen te formuleren. Als dat gebeurd is, moeten zij de president van de vergadering van HHM daarvan op de hoogte brengen. Zij moeten tevens een deductie opmaken van hetgeen voorgevallen is sinds hun aanstelling, ter informatie en instructie van Joachimi. De griffier wordt gelast om alle beslissingen van HHM in deze zaak van voor de aanstelling van de gedelegeerde rechters op te zoeken.

2 Henricus Wijnandus, voormalig predikant in de heerlijkheid Oldersum in Oost-Friesland, krijgt 12 gld. om uit de Republiek te vertrekken en er nooit meer terug te keren. Er wordt ordonnantie gedepêcheerd.

3 HHM lezen het onderschrift van de brief aan de keizer. Ze besluiten het volgende te schrijven: "ad quæ vis obsequia paratissimi".

4 HHM geven Tielman Moreau, paardenkoopman in Denemarken en Holstein, toestemming zijn gekochte paarden over het grondgebied van de Republiek te brengen naar waar hij wil tegen betaling van 's lands rechten.

5 Jan Waley, koopman te Enkhuizen, schrijft in een missive dat ongeveer vijftien maanden geleden een schip met een konstabel als schipper en geladen met acht gietijzeren kanonnen bij Ameland is vergaan. Het geschut en andere goederen konden gered worden, maar nu weigeren de secretaris en anderen op het eiland de lading aan de eigenaars terug te geven. Hij was evenwel bereid de bergingskosten en andere rechten die daarop gelden te betalen. Zes weken na het zinken van het schip hebben de overheden van het eiland zelfs een aantal kanonnen en wat goederen verkocht en zij weigeren het aandeel van de eigenaars in de opbrengst over te maken. Waley verzoekt HHM te ordonneren dat hij zijn geschut en goederen terugkrijgt tegen betaling van de verschuldigde rechten, of krachtdadig tegen de heer van Ameland en anderen op te treden.
HHM besluiten de heer van Ameland te schrijven dat zij bovengenoemd verzoek hebben ontvangen. De heer van Ameland moet Waley behandelen volgens het zeerecht en hem de geborgen goederen tegen betaling van de verschuldigde rechten teruggeven. Mocht hij redenen hebben dit niet te doen, dan moet hij dit HHM schrijven.

6 Johan Haga, broer van orateur Haga, schrijft dat HHM op 11 jan. 1627 de Admiraliteit te Amsterdam opgedragen hebben aan zijn broer 100 Hongaarse dukaten te betalen die deze had voorgeschoten aan een bepaalde afgezant. Deze som was bedoeld voor het aankondigen van de kroning van sultan Morat. De ontvanger van de Admiraliteit, Houffijser, weigert nu deze som te betalen, omdat hij geen schulden van voor 1628 mag vereffenen. Johan Haga vraagt HHM daarom opnieuw ordonnantie te stellen op de uitbetaling van deze som.
HHM dragen Houffijser op om op ordonnantie van de Admiraliteit deze oude schuld uit 1627 te vereffenen.

7 De deken en het domkapittel van Keulen verzoeken in een missive d.d. Keulen 11 dec. 1628 een aantal in een lijst gespecificeerde levensmiddelen te mogen uitvoeren zonder 's lands rechten te betalen.
HHM hebben hier bezwaar tegen.

8 Noortwijck en Beaumont rapporteren dat zij krachtens de resolutie van HHM d.d. 20 jan. de koning van Bohemen gecondoleerd hebben over het verongelukken van zijn zoon.
HHM bedanken hen hiervoor.

9 Noortwijck rapporteert dat hij krachtens de resolutie van HHM d.d. 20 jan. met Z.Exc. gesproken heeft over het rekest van de inwoners van Oorderen en Oordam om te mogen vissen op de Schelde. Hij heeft het daarbij ook gehad over het advies van de RvS, dat refereerde aan de argumenten tegen het verzoek van de Gecommitteerde Raden van Zeeland . Z.Exc. was echter van mening dat dit verzoek toegestaan kan worden, op voorwaarde dat de vissers een uur van de forten van de Republiek wegblijven en niet voorbij de Kruisschans varen.
HHM dragen Beaumont op hierover aan de Staten van Zeeland te schrijven en hen van de mening van Z.Exc. en de provincies die hem daarin volgen, op de hoogte te brengen.

10 Resident Aissma vraagt terug te mogen keren naar Hamburg.
HHM zijn echter van mening dat de zaak waarvan hij hun commissarissen op de hoogte heeft gebracht, nog niet in die mate afgehandeld is dat hij al kan vertrekken.

11 HHM geven de memorie 1 van resident Aissma aan de commissarissen die de memorie van ridder Roo behandelen. De gedeputeerden van Holland krijgen het verzochte afschrift van de memorie.
Naast de zaak van de vrije handel moet ook mee in overweging genomen worden dat de hertog van Friedland onlangs aan de Hanzesteden heeft laten weten dat hij geenszins van plan is om de handel op de Oostzee en de Noordzee te hinderen, maar dat hij wel van mening is dat de steden met een keizerlijk garnizoen niet minder recht hebben op vrije handel dan de andere. Om deze reden heeft hij aan de steden Lübeck, Hamburg en Bremen verzocht hierin bij HHM en andere betrokkenen te bemiddelen. De genoemde steden hebben zich op hun beurt een zekere korte termijn gesteld om zich op één lijn met de keizer te stellen om de bespreking van dit punt op gang te brengen. Zo is resident Aissma bij zijn vertrek door het stadsbestuur van Hamburg verzocht om hierover in het geheim met HHM te beraadslagen. Ten eerste moet hij praten over de manier waarop de steden onder de prins van Friedland bij de handel kunnen betrokken worden, ten tweede bespreken of HHM er bezwaar tegen hebben deze steden en plaatsen in de handel te begunstigen en ten derde of zij ter bevordering van de algemene rust dit punt bij Zweden en Denemarken kunnen aanbevelen.
Bovendien wordt HHM het volgende voorgelegd. Aangezien de Hanzesteden zich op dit moment wederzijds verbonden hebben tot behoud van hun staat, willen zij van Aissma bij zijn terugkomst vernemen of zij in geval van nood hulp van HHM kunnen verwachten en onder welke voorwaarden dat zou zijn. Verder willen ze weten op welke manier de resident zich tot hen moet verhouden en op welke voet de verhouding met de bovengenoemde Hanzesteden ingericht moet worden aangezien HHM zich niet tot een openlijke alliantie willen verbinden.

12 In afwezigheid van Bruninxs en Ploos rapporteert Schaffer dat hij Gerridt Hermansz. Cassenburch, controleur van de konvooien en licenten, en Jan Storm, ontvanger van de konvooien en licenten in Harderwijk, heeft gehoord aangaande hun onderling conflict. Hij heeft de ontvanger daarbij opgedragen om binnen tien dagen, welke termijn nu al verstreken is, de boeken van hem en de controleur voor te leggen, naast de rekeningen van het jaar 1625 die zich bij de Admiraliteit te Amsterdam bevinden. Dit zijn namelijk de stukken die aan de basis liggen van het geschil. Storm heeft echter laten weten dat de Admiraliteit bezwaar heeft tegen het inleveren van de boeken en de rekeningen, omdat de kennisname in de zaak haar toekomt.
HHM committeren Eck, Van der Dusse en Schaffer, die in Amsterdam de vergadering van de Heren Negentien zullen bijwonen, om de bewuste stukken na te kijken en de twee partijen en de Admiraliteit te horen. HHM verwachten dat zij hun bevindingen bij monde of in geschrifte zullen rapporteren.

13 HHM lezen en arresteren bij deze de vrijgeleide van de koning van Groot-Brittannië d.d. Westminster 27 okt. 1628 voor de gedeputeerden van de VOC die naar Engeland gaan om tot een vergelijk te komen in de geschillen tussen hen en de Engelse Oost-Indische Compagnie.

14 HHM lezen en arresteren de akte van autorisatie voor de houder om in naam van HHM aan de keizer de brief aangaande de vrijlating van admiraal Reael te bezorgen en een antwoord te bewerkstelligen.

15 Schaffer deelt mee dat een geheime informant in het kwartier van Wezel een lijst heeft gestuurd met een hoeveelheid eetwaren die de vijand de Rijn stroomopwaarts wil laten passeren, met de verhoging van het licent. De informant zou graag voor zijn verdere diensten vergoed worden met een rijksdaalder per dag.
HHM committeren Schaffer om hierover met Z.Exc. te spreken en de informant naar behoren tevreden te stellen.

16 Het appointement d.d. 19 jan. op het rekest van kapitein Richard Floyd tegen solliciteur Geul wordt geresumeerd. HHM besluiten de RvS om advies te vragen in plaats van aan de thesaurier-generaal.

17 HHM verlenen Jan van Herdersum, kamerbewaarder van HHM, ordonnantie van de declaratie van 56 gld. voor het geld dat hij tussen 25 okt. 1628 en 20 jan. verstrekt heeft.

1 Geïnsereerd in S.G. 3188.