27 - 01 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Overste
Dumeni compareert en zet krachtens zijn geloofsbrieven van de
gouverneur en de
commissarissen van de
koning van
Denemarken in
Glückstadt d.d. 1
dec. 1628
de armoedige staat van de stad uiteen.
HHM vragen Dumeni om de gebreken en tekortkomingen van de stad op
het gebied van de levensmiddelen en fortificaties op schrift te
stellen
en daarnaast voorstellen te doen om een en ander te verhelpen. Dumeni zegt toe dit te doen.
2
De gezanten van HHM in
Frankrijk schrijven d.d. Parijs 13 jan., waarop geen besluit is
genomen.
3 1
Essen en de andere gedeputeerden rapporteren over hun besogne rond
de staat van oorlog op zee voor het jaar 1629. Ze hebben deze zo
volledig opgesteld, dat alleen nog de repartitie van de lasten die
er in
1628 nog niet waren,
toegevoegd
moet worden.
HHM keuren de voorliggende staat goed en dragen thesaurier-generaal
Van Goch op de repartitie van de genoemde nieuwe lasten op te stellen
op dezelfde voet als in 1628, voor zover deze uit het eerste
miljoen betaald zullen kunnen worden. Hij moet er vooral voor
zorgen
dat de betaling van de vierhonderd man gerepartieerd wordt. De
nieuw uit te
rusten jachten, schepen en pinassen zullen betaald worden uit het
eventuele overschot van het eerste miljoen, dat aan de
ontvanger-generaal gegeven
zal worden, en verder door de
Admiraliteitscolleges uit het tweede miljoen. De provincies zullen
op
deze kosten niet aangesproken worden.
Wat betreft de repartitie van het tweede miljoen voor het jaar 1628 over de Admiraliteiten, besluiten HHM op rapport en advies van hun gecommitteerden het volgende:
De
Admiraliteit te Rotterdam
heeft 1.124.080 gld. aan uitgaven, waar 331.737 gld. uit de konvooien en licenten en de nog te ontvangen 183.384 gld. uit het gerepartieerde eerste miljoen tegenover staan. HHM kennen dit College 608.959 gld. toe uit het tweede miljoen, uit te betalen door de ontvanger-generaal.
De
Admiraliteit te Amsterdam
heeft 1.380.144 gld. aan uitgaven, tegenover 803.659 gld. uit de konvooien en licenten voor 1628 en 393.664 gld. uit de repartitie van het eerste miljoen aan inkomsten. Uit het tweede miljoen ontvangt deze Admiraliteit 182.821 gld.
De
Admiraliteit in Zeeland
heeft 775.669 gld. aan uitgaven voor het jaar 1628, tegenover 329.367 gld. uit de konvooien en licenten en 193.185 gld. uit het eerste miljoen aan inkomsten. De Admiraliteit ontvangt 253.117 gld. uit het tweede miljoen.
De
Admiraliteit in het Noorderkwartier
heeft 724.588 gld. aan lasten voor 1628, tegenover 125.000 uit de konvooien en licenten en 178.560 gld. uit het eerste miljoen aan inkomsten. Dit College ontvangt 421.028 gld. uit het tweede miljoen.
Aangezien de sommen die de genoemde Admiraliteiten toegewezen krijgen uit het tweede miljoen daaruit niet kunnen betaald worden, maar een tekort van 465.925 gld. veroorzaken, beslissen HHM dat deze Colleges elk een vierde van het tekort moeten inleveren. Dit maakt dat elke Admiraliteit 116.481 gld. 5 st. moet inleveren.
De
Admiraliteit te Dokkum
heeft een tekort van 12.000 gld., dat betaald zal worden uit de achterstal van
Friesland
in de consenten voor de Admiraliteiten in de periode 1622 -
1627. Deze betaling zal door de
ontvanger-generaal of iemand anders
met
de Staten van Friesland
verrekend
worden.
De gecommitteerden van HHM rapporteren over de repartitie van de lopende schulden van de Admiraliteiten tot en met 1627, ontstaan uit kostgelden, soldij en uitrusting, voor een totaalbedrag van 3.625.433 gld. 1 st. 8 p. Dit is de rest van een veel groter bedrag, dat al deels door enkele Colleges uit hun buit en subsidies betaald is. De gecommitteerden hebben dit bedrag gerepartieerd over de provincies naar rato van hun quoten in de consenten voor de 2.500.000 gld. Het blijkt overigens duidelijk uit de staat van de ontvanger-generaal dat geen enkele provincie de petities en de consenten tot subsidie van de Admiraliteiten voor de periode 1622-1627 volledig betaald heeft. Om deze reden en rekening houdend met het feit dat de gecommitteerden de vorige resoluties gevolgd hebben, uit de schulden de met rente belaste bedragen hebben geschrapt en schulden van gelijke aard bijeen hebben gevoegd (zonder die van de verschillende Admiraliteiten te vermengen), besluiten HHM de voorliggende repartitie goed te keuren.
De Admiraliteit te Rotterdam heeft 1.547.998 gld. 4 st. 6 p. lopende schulden, waarvoor nog de volgende achterstallige betalingen te ontvangen zijn:
- achterstal van het
Kwartier van Nijmegen
: 71.442 gld. 2 st. 6 p.
- uit de quote van
Holland
in de 2.500.000 gld.: 900.000 gld.
- achterstal van
Utrecht
: 169.044 gld. 16 st. 7 p.
- uit de quote van de Staten van Utrecht in de 2.500.000 gld.: 145.772 gld. 12 st. 1 p.
- achterstal van Friesland: 111.074 gld. 11 st. 3,5 p.
- uit de quote van
Overijssel
in de 2.500.000 gld.: 56.250 gld.
- achterstal van
Groningen
: 93.266 gld. 2 st. 8 p.
De Admiraliteit te Amsterdam heeft 1.149.381 gld. 19 st. 1 p. lopende schulden, met volgende tegoeden:
- uit de quote van Holland in de 2.500.000 gld.: 557.725 gld. 18 st. 9 p.
- achterstal van Friesland: 154.338 gld. 4 st. 1 p.
- uit de quote van Friesland in de 2.500.000 gld.: 291.545 gld. 4 st. 2 p.
- uit de quote van Groningen in de 2.500.000 gld.: 145.772 gld. 12 st. 1 p.
De Admiraliteit in Zeeland heeft 783.543 gld. 12 st. 3 p. lopende schulden en volgende tegoeden:
- achterstal van
Zeeland
: 279.353 gld. 10 st.
- uit de quote van Zeeland in de 2.500.000 gld.: 229.591 gld. 16 st. 5,5 p.
- uit de quote van
Gelderland
in de 2.500.000 gld.: 108.418 gld. 6 st. 8 p.
- achterstal van Friesland: 166.179 gld. 19 st. 1,5 p.
De Admiraliteit in het Noorderkwartier heeft 132.620 gld. 5 st. 10 p. lopende schulden en heeft deze som nog tegoed uit de achterstal van de Staten van Friesland.
Dezelfde Staten van Friesland moeten daarnaast uit hun tekorten de 11.880 gld. lopende schuld van de Admiraliteit te Dokkum betalen.
Aangezien van de tekorten van Friesland nog 18.670 gld. 17 st. 5 p. niet gerepartieerd zijn en daarvan 12.000 aan de Admiraliteit te Dokkum moeten betaald worden, wordt de Staten van Friesland verzocht de resterende 6.670 gld. 17 st. 5 p. aan de ontvanger-generaal over te maken.
Aangezien de bovenstaande repartitie alleen rekening houdt met de provincies en niet met particuliere personen, worden de Admiraliteiten gelast om hun crediteuren op de provincies te repartiëren, met vermelding van naam, toenaam en bedrag. De crediteuren van hun kant wordt verzocht om een duidelijk ontvangstbewijs op te stellen, zodat de
Generaliteitsrekenkamer
bij het afhoren van de rekeningen van de Admiraliteiten daarmee rekening kan houden. Er wordt tevens beslist aan de Generaliteitsrekenkamer een duplicaat van deze repartitie te bezorgen. De Admiraliteiten wordt verder verzocht er voor te zorgen dat de crediteuren zo veel mogelijk binnen hun eigen provincie uitbetaald worden, zeker wat de kleinste bedragen aangaat. Verder dienen zij er ook op te letten dat degenen die al het langst geld tegoed hebben als eerste hun geld krijgen, zonder echter het welzijn van het land uit het oog te verliezen of onderscheid naar persoon te maken. De provincies krijgen toestemming om deze achterstallen in drie termijnen uit te betalen: de eerste binnen vier maanden, op 1 juni, de tweede een jaar later en de derde nog eens een jaar later. Indien zij willen, mogen zij echter met de crediteuren nader onderhandelen over de afbetaling.
Indien tegen de verwachtingen in een provincie zou tekortschieten of weigeren om de repartities te betalen aan de Admiraliteiten of particuliere crediteuren, zullen deze in hun acties bijgestaan worden door HHM om hen tot betaling te bewegen.
4
Severyn Hoemaecker schrijft vanuit fort
Liefkenshoek d.d. 18
jan. dat de vijand zich voorgenomen heeft om een fort te
bouwen op
de plaats van de wapper, recht tegenover het
Stoofgat.
HHM sturen deze missive door naar de RvS om er samen met Z.Exc. advies over uit te brengen.
5
HHM beraden zich verder over het gisteren ontvangen verzoek om uitbetaling van de schippers uit
Amsterdam die in 1625 in
Frankrijk opgevorderd werden
om de Franse ruiters over te brengen, met
het bijgevoegde voorschrijven van het stadsbestuur van
Amsterdam.
HHM verlenen de supplianten voorschrijven bij hun gezanten in Frankrijk om de
koning van Frankrijk te blijven verzoeken om uitbetaling.
6
Lambertus Verhaer verzoekt in een missive d.d. Tunis 6 dec. 1628 om hem van
zijn dienst daar te ontslaan. Indien HHM van mening zijn dat hij
daar
moet blijven, vraagt hij om stipt uitbetaald te worden, aangezien
het
anders niet mogelijk is om daar te verblijven.
HHM kijken de retroacta na aangaande de betaling en de aanstelling van Verhaer in
Tunis.
7
De substituut-schout van
Delft heeft een declaratie ingediend voor het onderhoud van de
vijf gevangenen uit het Duinkerker schip dat door toedoen van de
vice-admiraal op het strand bij
Scheveningen aan
de
grond is gelopen. Hij vraagt tevens vergoed te worden voor zijn
reis- en verblijfkosten tijdens het overbrengen van de gevangenen
van
Delft naar
Enkhuizen.
HHM vragen thesaurier-generaal
Van Goch de zaak te onderzoeken en er verslag van te doen.
8
HHM lezen het nadere rekest van
Pieter van Herten, drossaard van Huissen, om in dienst te komen als
monstercommissaris in het Land van
Kleef en om
naast ontvanger
Rensen en controleur
Retzer
gebruikt te
worden bij de contributies in dat hertogdom.
HHM vragen advies aan de RvS.
9
De heren van
Holland leggen HHM voor dat zij krachtens de autorisatie van HHM de
burgemeesters van
Amsterdam verzocht hebben op
regelmatige basis het geld voor de legatie van de Republiek in
Polen en
Zweden voor te schieten.
Ten
behoeve van de ambassadeurs hebben de burgemeesters tot nu toe
55.993 gld. 4 st.
8 p.
betaald in wissels en baar geld, met daarbij nog de 3.318 gld. 12
st. 8
p. aan rente. De gedeputeerden vragen HHM naar hun mening.
HHM verzoeken de Hollandse gedeputeerden om voorlopig de rente met de heren van Amsterdam te vereffenen, welk bedrag zij later bij de Generaliteit in rekening kunnen brengen. Het bedrag van 55.993 gld. 4 st. 8 p. met de lopende rente kunnen zij voorlopig nog laten openstaan totdat er een regeling getroffen is met de provincies over de aflossing ervan.
10
HHM bespreken de declaratie van de
Directeurs van de Levantse Handel
van het geld dat door gezant
Pynaecker in
Tunis van een Turk met hoge rente is
geleend en waarvan
de terugbetaling nu van consul
Verhaer
geëist
wordt.
HHM geven de declaratie aan
Nobel,
Brunix,
Aelbertsz.
en thesaurier-generaal
Van Goch om
na te gaan of
deze
verrekend kan worden met het geld dat Pynaecker nog tegoed heeft
van het land.
11
HHM lezen het rekest van
Cornelis Witze, consul van de Nederlandse natie in
Aleppo,
met een bijgevoegd afschrift van het document waarin zijn
voorganger,
consul
Pauw, toestemming kreeg om
de Nederlandse
natie
aldaar onder de hoede van de Franse consul te stellen. Hij vraagt
instructies aan HHM om hetzelfde te doen.
De heren van
Holland zullen dit bespreken en hierover rapport uitbrengen.
12
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 23 jan. in de zaak tussen kapitein
Floyd en solliciteur
Geul.
Volgens de resolutie
van HHM
kunnen kapiteins alleen belast worden met de
vooruitbetaling van een maand soldij en de kosten van de wapens,
iets
waarover kapitein Floyd klaagt.
Floyd is bovendien door de
Gecommitteerde Raden van Holland
tijdens zijn afwezigheid bij het leger te velde
zonder
vorm
van proces en zonder gehoord te zijn bij tweede sententie
veroordeeld. Hieruit volgt, aldus de RvS,
dat
kapitein Floyd alleen tot de betaling van de
twee
genoemde uitgaven veroordeeld mag worden en van alle verdere kosten
gevrijwaard moet blijven. De 400 gld. die hij al aan wapens heeft
uitgegeven mogen gekort worden op dit bedrag, net zoals de 517
gld. en
266 gld., respectievelijk een afrekening met en een lening aan zijn
compagnie, op voorwaarde dat hij hiervan de nodige stukken kan
overleggen. De RvS is in ieder geval van mening dat het niet past
dat de
suppliant veroordeeld is zonder gehoord te zijn.
De heren van
Holland zullen zich hier nader over beraden.
13
HHM handhaven de resolutie d.d. … 2 over het invorderen van de 650.000 gld. met rente, namens de
koning van Engeland op het krediet van ambassadeur
Carlaton
aan de
graaf van Mansfeld betaald,
en de 181.000
gld.
die aan de vier regimenten uitbetaald zijn.
14
De
thesaurier-generaal compareert en legt HHM voor dat ontvanger-generaal
Phillips
Doublet krachtens zijn instructie verplicht is 150.000
gld. te borgen voor de bedragen die hij aan het
land
schuldig zou blijken te zijn, op voorwaarde dat deze borgen over en
weer en voor de hoofdsom gelden. Doublet heeft deze borgen
gesteld,
maar zonder dat zij voor elkaar als borg en voor het volle bedrag
gelden. De
thesaurier-generaal
vraagt
hierover de mening van HHM.
HHM aanvaarden de borgstelling van de ontvanger-generaal.