26/01/1629

 
English | Nederlands

26 - 01 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

11 HHM lezen de rescriptie van Nicolaes Snouckaert op het rekest van Engel Rooswijck, curator van de minderjarige kinderen van wijlen Carl van Mander, op 13 dec. 1628 aan HHM voorgelegd.
Dit rekest en de overige stukken in deze zaak worden Beaumont en Eijsingha ter hand gesteld om deze na te kijken en er verslag over uit te brengen.

22 Ontvanger-generaal Philips Doublet heeft HHM een missive van de bewindhebbers van de WIC ter Kamer Amsterdam d.d. 24 jan. voorgelegd, waarin deze verzoeken om ter beoordeling van deskundigen ten behoeve van de WIC de masten uit de lading van het schip van Michiel t'Kint dat vanuit Göteborg in het Goereese Gat is aangekomen, te mogen lichten. De eigenaars van dat schip zouden in plaats daarvan verplicht kunnen worden ervoor te zorgen dat het niet naar Spanje zal varen.
HHM stellen de ontvanger-generaal de vandaag ontvangen missive van de Admiraliteit te Rotterdam met de bijgevoegde lijst van de lading ter hand, om het schip verder te inspecteren en na te gaan welk deel van de lading bruikbaar is voor de WIC. Daarna kan hij met tussenkomst van de genoemde Admiraliteit met de eigenaars overleggen over het verkrijgen van het bruikbare materiaal voor de WIC.

3 3 HHM kennen Miguael de Monserrate op diens verzoek 12 gld. toe en houden hem tevens voor aanbevolen bij gelegenheid.

4 HHM lezen het rekest van de schippers uit Amsterdam die in 1625 in Frankrijk opgevorderd werden om de Franse ruiters voor de graaf van Mansfeld over te brengen en daarbij hun schepen verloren. Ze hebben daarvoor geen vergoeding ontvangen, net zomin als de anderen die nog geld tegoed hebben voor deze dienst, iets hebben ontvangen. Gesteund door een schrijven van de burgemeesters en raden van Amsterdam d.d. 22 jan., verzoeken de supplianten om de uitbetaling van de achterstallige schulden.
De gedeputeerden van Holland hebben het rekest en de missive overgenomen om de zaak te onderzoeken.

5 Joannes Angelius verzoekt om represailles tegen die van Hamburg om het onrecht dat hem naar eigen zeggen aangedaan is, ongedaan te maken.
HHM wijzen dit verzoek af.

6 Bas en Beaumont rapporteren over het rekest en de bijlagen op 24 okt. 1628 aan HHM voorgelegd door Cornelis Berck, consul van de Nederlandse natie in Livorno. Deze verzocht dezelfde vergoedingen te ontvangen als de consul in Genua.
HHM stellen de Directeurs van de Levantse Handel het rekest met de bijlagen ter hand om zich er verder over te beraden en er verslag over uit te brengen, zodat de suppliant behoorlijk vergoed kan worden.

7 President Beaumont meldt dat Criep, griffier van het Hof van Holland, hem op de hoogte heeft gebracht van het verzoek van Johannes Arnoldus Corvinus, gewezen predikant te Leiden. Ondanks zijn verbanning uit de Republiek wil hij zich als advocaat in 's- Gravenhage vestigen, echter zonder nog enige activiteit als predikant aan te vatten. Criep meent dat dit verzoek ingewilligd mag worden, mits Corvinus de vereiste eed van trouw aan het land en de particuliere eed van de advocaten aflegt.
HHM beslissen dat Corvinus eerst de akte van stilstand d.d. 15 juni 1623 moet ondertekenen eer hij in de Republiek mag verblijven. Een afschrift van deze akte zal aan het Hof van Holland bezorgd worden.

8 De gedeputeerden van Holland laten weten dat zij klaar zijn met hun beraad over het voorstel van consul Witse.
HHM beslissen alvorens hierop in te gaan dat de consul schriftelijk uiteen moet zetten hoe de Nederlanders in Aleppo onder de hoede van de Franse of de Engelse consul geplaatst worden en welke consulaatsrechten zij dan zouden moeten betalen voor hun schepen, geld en goederen.

9 Thesaurier-generaal Van Goch brengt verslag uit van zijn gesprek met valkenier Jan Verbruggen over de schatting van de waarde van de twee witte valken en de twaalf andere voor de koning van Frankrijk. Hij heeft niets op de prijs kunnen afdingen.
HHM verlenen Verbruggen ordonnantie voor 2.900 gld., te weten 1.500 gld. voor de twee witte en 1.400 gld. voor de twaalf overige valken.

10 HHM lezen de memorie van commissaris Hoogenhouck over de situatie in Glückstadt. 4
Glückstadt kan niet bevoorraad worden, omdat door het winterweer de schepen niet tot in de stad raken en het omringende land verwoest is en door de soldaten van de keizer bezet. Het aantal inwoners van de stad is zo gering dat er nauwelijks voorraad is om de soldaten iets te verkopen. Indien het magazijn van de koning van Denemarken te weinig gevuld is om de soldaten tijdens de winter te onderhouden, is de financiële steun door de stad ontoereikend.
Commissaris Hoogenhouck meent echter dat de stad voldoende voorraden heeft, aangezien hij bij zijn vertrek gezien heeft dat vanuit Denemarken tweehonderd last mout aankwam. Bovendien heeft hij toen gehoord dat de koning van Denemarken met twee kooplieden had onderhandeld over de levering van een redelijke hoeveelheid eetwaren. Deze mening werd bevestigd door een van de kooplieden, Gabriel Marcelis, die hem en Morgan drie of vier dagen voor zijn vertrek verklaarde dat hij al een grote partij eetwaren, zoals haring, spek, stokvis, graan en andere producten, naar Glückstadt had gestuurd. De koopman hoopte op dat moment spoedig de verplichtingen uit het contract na te kunnen komen. Hoogenhouck heeft tevens onlangs in Amsterdam van Paul de Wilhelm vernomen dat op last van de koning van Denemarken een grote hoeveelheid kledij gemaakt werd en dat onderhandeld werd om dertigduizend pond kruit naar Glückstadt te sturen. Hij heeft er verder gehoord van twee kapiteins uit het garnizoen van de stad, die twee à drie weken geleden waren vertrokken, dat sinds zijn vertrek een grote hoeveelheid levensmiddelen en veel brandhout de stad waren binnengebracht.
Uit het voorgaande kan besloten worden dat de koning van Denemarken betere voorzorgen neemt dan diens commissarissen laten weten. Het is dus aannemelijk dat deze commissarissen erop uit zijn om persoonlijk voordeel uit deze situatie te halen, wat mogelijk is als in deze vorstperiode de soldij op tijd aan de soldaten gegeven wordt en dezen op hun beurt hun geld noodgedwongen in het bovengenoemde magazijn moeten uitgeven. Als het geld dat op die manier in het magazijn terechtkomt, goed gebruikt zou worden, is het inderdaad wenselijk dat de soldij stipt wordt betaald. Maar aangezien er aan de ene kant niets te krijgen is bij de commissarissen en aan de andere kant de soldaten zeer armoedig gekleed zijn en dringend hemden, broeken en schoenen nodig hebben, is het volgens Hoogenhouck in de vorstperiode beter dat de commissarissen de levensmiddelen uitdelen aan de soldaten en hen zo onderhouden. De kostprijs kan daarna verrekend worden. Het restant van de gelden komt aldus ten goede van de soldaten.
Het is overigens ook zo dat de commissarissen steeds weigerachtig waren geld uit te geven aan de fortificaties. Deze hebben echter door het hoge water uitzonderlijk veel schade geleden, zodat grote herstellingskosten in het verschiet liggen. Het is dus raadzaam om tegen de dooi een goede financiële reserve te hebben.
HHM besluiten deze memorie voor te leggen aan resident Schultetus en de kapiteins die uit Glückstadt zijn gekomen en in de memorie vermeld worden, om zo volledige informatie te verkrijgen over de situatie aldaar. Daarna zal de kwestie van de wissels zo snel mogelijk afgehandeld worden op gepaste wijze.

11 De gedeputeerden van de Admiraliteit te Rotterdam , te Amsterdam en in Zeeland compareren en herinneren HHM aan hun remonstrantie d.d. 20 januari. Hierin wezen zij op de buitensporige verhoging door de vijand van de licenten op alle goederen die vanuit de Republiek via de Maas en de Rijn in diens gebied worden ingevoerd. In vergelijking met de Republiek zijn de licenten van de vijand nu twee derde hoger. Om daar tijdig iets aan te doen, stellen de gedeputeerden voor om het licent van 's- Hertogenbosch te heffen op alle goederen die uit de Republiek gevoerd worden via de Maas, Waal, Rijn, IJssel of de Schelde, verder over zee naar Calais of via de Eems en tenslotte naar het platteland onder contributie, zonder enige uitzondering zolang de vijand blijft vasthouden aan de buitengewoon hoge licenten. Aangaande deze kwestie dienen zij hierbij nog een deductie in.
Daarnaast bevelen de gedeputeerden aan dat de goederen en eetwaren die naar het platteland van Salland gevoerd worden even zwaar belast worden als die naar het platteland van het graafschap Zutphen.
HHM houden het voorstel nog in beraad en vragen de gedeputeerden om een afschrift van de voorgelegde deductie. Wat betreft de aanbeveling over Salland wensen HHM geen besluit te nemen in afwezigheid van de gedeputeerden van Overijssel.

12 Noortwyck, De Rovre en thesaurier-generaal Van Goch brengen verslag uit over het geschil tussen die van het Oude Land aan de ene kant en die van Kruisland, Oud Kromwiel en Nieuw Kromwiel aan de andere kant, alle in de buurt van Steenbergen gelegen. Het conflict gaat over het bijdragen aan de dijk die daar gelegd is en die alle polders tegen overstroming beschermt. Door bemiddeling van de gedeputeerden zijn de betrokken partijen tot overeenstemming gekomen en hebben zij beslist dat de dijk betaald zal worden volgens de repartitie zoals die vastgelegd is in de twee octrooien van HHM d.d. 9 juli 1628. De partijen vragen evenwel dat zij bij redemptie voor vele jaren de belasting op de ingezaaide landen en het zogenaamde hoorngeld, geheven ten oosten van Steenbergen, mogen ontvangen, zoals dat eerder aan de genoemde stad was toegestaan.
HHM kennen aan de betrokken polders het recht toe deze imposten ten oosten van Steenbergen te ontvangen voor een periode van zes jaar, tegen betaling van 600 gld. per jaar, met ingang van het aflopen van de aan Steenbergen toegekende redemptie.

13 De gedeputeerden van HHM hebben verder meegedeeld dat die van het Oude Land, Kruisland, Oud Kromwiel en Nieuw Kromwiel hebben laten weten dat die van Steenbergen krachtens een octrooi van de Raad van Brabant de omliggende gebieden willen belasten met de onkosten van de stad en de 130 gld. die zij aan contributies aan de vijand moeten betalen. De polders hebben een rekest ingediend bij de Raad van Brabant om te verhinderen dat in de toekomst nog dergelijke octrooien verleend werden zonder dat zij gehoord worden, hetgeen hen is toegestaan.
HHM machtigen de RvS om deze zaak te onderzoeken en er advies over uit te brengen.

1 Folio 45 van S.G. 54 is door een klerk geschreven en waarschijnlijk later ingevoegd.
2 Folio 45 van S.G. 54 is door een klerk geschreven en waarschijnlijk later ingevoegd.
3 Het begin van deze resolutie is nog door een klerk geschreven.
4 Geïnsereerd in S.G. 3188.