26 - 04 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM lezen een plakkaat van de
keurvorst van Keulen waarin hij zegt, om de overlast van de soldaten van HHM en
de
Infanta te beperken,
genoodzaakt te zijn
keizerlijke soldaten in zijn landen toe te laten. Hij verbiedt
tevens
aan zijn onderdanen geld te geven aan de bovengenoemde soldaten die
onder
een of ander voorwendsel zulks eisen en last hun zich daartegen te
verzetten.
Wanneer
de soldaten hen proberen te dwingen, moeten de inwoners de wapens
ter
hand nemen en elkaar helpen.
De vergadering stelt de RvS dit plakkaat d.d. 14 april ter hand om het te onderzoeken en te overwegen wat ertegen gedaan kan worden.
2
Het verzoek van
Gysbert Theulingen uit Amsterdam, ongehuwd, om een akte van neutraliteit te
krijgen om zich in
Zevenbergen te vestigen, wordt doorgestuurd
aan
de RvS om hierover te beslissen volgens de regels van het land.
3
HHM lezen het concept van een brief van de RvS aan de ontvangers van de contributies van HHM. Dezen worden opgedragen aan de dorpen aan vijandelijke kant die vallen onder hun ontvangst, bekend te maken dat zij de spoedige stopzetting moeten beijveren van het verbod aan de inwoners van deze dorpen om zich te bevoorraden in de steden en dorpen onder HHM en hun gewas naar de steden te brengen. De vijand heeft gijzelaars genomen in
Wouw en andere plaatsen die enkele palen en rijshout binnen de
Republiek hebben gebracht. De genoemde inwoners moeten dit ook
laten ophouden, of er zullen bij retorsie soortgelijke
maatregelen
genomen worden.
Het voorliggende concept wordt goedgekeurd.
4
HHM lezen de rescriptie van de RvS op de resolutie d.d. 14 april1. De RvS heeft kennis genomen van het verzoek van de provincie
Friesland
om een commissie uit te vaardigen voor kapitein
Homme van Hettinga als commandant
van
Leerort in plaats van
Willem
Coenders. De commissie moet krachtens de overeenkomst
tussen
Friesland en
Groningen
aangaande het commando
over
de
forten Leerort,
Bourtange,
Langakkerschans
[Nieuweschans] en
Bellingwolde
een
duur hebben van drie jaar. De RvS meent dat de genoemde
forten,
in het bijzonder Leerort, zover buiten beide gewesten
liggen dat het aanstellen van de commandanten aan de
Generaliteit behoort. Het goedkeuren van het genoemde akkoord is
bijgevolg schadelijk voor de autoriteit van de Republiek. Indien
HHM
beslissen de commandant van Leerort aan te stellen, dan moet dat
gebeuren ondanks het akkoord in kwestie en zonder dit goed te
keuren.
Friesland en Groningen moeten dan schriftelijk op de hoogte
gebracht
worden van de beweegredenen van deze beslissing.
Bij de beraadslaging wordt de propositie van
Amama gelezen, die namens de
graaf van
Oost-Friesland op 13 april aan HHM voorgelegd werd. De
vergadering
stelt
de RvS deze propositie, die ook gaat over de plannen van de
provincies om
het commando te veranderen, ter hand om het te
onderzoeken
en er advies over uit te brengen. De RvS
wordt verzocht om naast het uit te brengen advies het hierboven
verdedigde standpunt op te nemen.
5
Ontvangen is een brief van
Langerack d.d. Parijs 15 april. HHM nemen geen besluit.
6
HHM lezen en onderzoeken het vandaag ingediende schriftelijke voorstel van de
baron van Spieringh. Het antwoord is mutatis mutandis hetzelfde als dat op het
voorstel van de
graaf van
Schwarzenberg d.d. 13
april
op diens voorstel d.d. 2 april. Verder wordt beslist te wachten met
de officiële kennisgeving van de gisteren genomen resolutie over
de missive van de
hertog van
Palts-Neuburg
totdat de baron het antwoord2 ontvangen
heeft,
zodat hij zelf kan oordelen of de komst van zijn meester nog zinvol
is.
HHM hebben het voorstel gehoord dat namens Wolfgang Wilhelm, paltsgraaf van de Rijn, en krachtens diens geloofsbrief d.d. Düsseldorf 3
april op
25 april is ingediend door
Frans, vrijheer van
Spierinck
tot Sevenaer etc.. De vergadering verklaart dat zij blij
is
te zien dat de
keurvorst van
Brandenburg en de
hertog van Palts-Neuburg een betere verstandhouding krijgen. HHM
hopen dat dit bevorderlijk zal zijn voor de
welvaart van hun landen en hun onderdanen, die eindelijk van hun
moeilijkheden
bevrijd worden. In het genoemde voorstel zijn verschillende
punten opgenomen waarop een resolutie van HHM verzocht wordt. De
vergadering verklaart dat zij eerder reeds de onwil ervaren heeft
van
de vijand in het uitvoeren van het traktaat van
Xanten, terwijl zijzelf van haar kant bereid was
dat wel te doen.
HHM
zijn bijgevolg van mening dat het nuttig is te wachten totdat
de
koning van Spanje en de
Infanta
hun mening en bedoelingen duidelijk gemaakt hebben, meer in het
bijzonder of en in welke mate zij bereid zijn de bepalingen uit te
voeren. Vervolgens zal de vergadering haar eigen standpunten
formuleren.
HHM hebben vertrouwen in het goede oordeel van de baron om deze
zaak
voort
te zetten.
7
Huygens en
Noortwyck rapporteren
dat zij in
aanwezigheid van enkele leden van de RvS, krachtens de resolutie
d.d.
24 april enkele proeven uitgevoerd hebben met de bruggen die door
Jan Hermansz. uit Amsterdam
uitgevonden zijn en
die
binnen een uur over een water van duizend voet breed aangelegd
kunnen
worden. Zij hebben bemerkt dat de bruggen niet geschikt zijn om
grote aantallen soldaten te laten oversteken en dat
de
bruggen niet gebruikt kunnen worden op onstuimig water. De bruggen
zijn
daarentegen wel geschikt om kleine groepjes soldaten over stille
waterlopen te brengen. De gedeputeerden menen dat tien of twaalf
van
die bruggetjes of schuitjes ten dienste van het land gemaakt mogen
worden
om de contributies verder uit te breiden tot plaatsen die over
water
bereikbaar zijn.
De RvS wordt gemachtigd om Hermansz. de opdracht te geven twaalf van dergelijke bruggetjes of
schuitjes te maken en hem in redelijkheid te betalen. Ook moet de RvS ze
naderhand waar nodig laten inzetten.
8
HHM lezen het rekest van
François de Lattre, uit Calais, c.s. In november 1628 hebben de
supplianten in
Nieuwpoort het schip
De Fortuin van ongeveer
honderdtwintig
last, waarop
Pieter
Sybrantsz. van Huijsen schipper was, gekocht. Het schip
was
eerder gekaapt door de
graaf van
Wacke. Als
schipper hebben zijzelf
Marten Dirxsz. uit Calais
aangesteld, die zij
naar
Brouage gestuurd hebben om daar voor eigen
rekening
zout te laden. Het schip is echter opnieuw veroverd door staatse
oorlogsschepen en in
Amsterdam binnengebracht. De
supplianten verzoeken bijgevolg om de teruggave van het schip en
zijn
lading.
De vergadering vraagt advies aan de aanwezige gedeputeerden van de Colleges ter Admiraliteit.
9
De commiezen-generaal van de konvooien en licenten compareren en rapporteren over de staat waarin zij de diverse kantoren verleden jaar aangetroffen hebben en wat gedaan kan worden om de inkomsten te verhogen. Hun suggesties zijn opgenomen in onderstaande punten.3
De vergadering besluit deze punten te lezen en de voorstellen in overweging te nemen om te kijken wat voor het welzijn van het land gedaan kan worden.
I Het op orde stellen van de paspoorten, zoals door HHM op 23 aug. 1628 als aanvulling op de verpachting van een kwart van de konvooien en licenten is geordonneerd, is niet gebeurd.
II De genoemde aanvulling wordt door een aantal Colleges ter Admiraliteit niet opgevolgd bij het toepassen van het plakkaat van 1598. Uit verscheidene vonnissen blijkt dat niet meer dan wat verzwegen is, wordt geconfisqueerd, zoals HHM reeds hebben gemerkt. In sommige gevallen wordt zelfs de hele lading vrijgegeven tegen betaling van een kleine boete. De lorrendraaiers worden hierdoor niet afgeschrikt, maar gaan integendeel steeds vrijmoediger te werk.
III Vroeger betaalde men op de wol die naar neutrale landen uitgevoerd werd 12 st., naar
Calais,
Boulogne-sur-Mer etc. 15 st. per 100 st. en
naar
andere plaatsen naar verhouding. HHM hebben in het voordeel van de
lakennijverheid beslist dat de wol vrij ingevoerd mag worden, op
voorwaarde dat de uitvoerrechten met 10 st. per 100 st. verhoogd
werden, het bedrag dat men voor de invoer moest betalen. De
verschillende kantoren zijn hiervan schriftelijk op de hoogte
gebracht,
maar aangezien deze wijziging om die reden niet is opgenomen in de
nieuwe lijst, zijn er Colleges die nog steeds met de oude tarieven
werken. Dit geeft aanleiding tot grote ongelijkheid. HHM moeten de
colleges
ordonneren met dezelfde voet te werken.
IV Er ontstaan dagelijks conflicten tussen de diverse Colleges ter Admiraliteit over de betaling van de uitvoerrechten op levertraan. HHM hebben immers beslist dat op elk kwarteel evenveel betaald moet worden als op twee smaltonnen. De commiezen zijn van mening dat een einde gemaakt kan worden aan de ongelijke behandeling en de fraude door de Colleges aangifte te laten doen per smalton volgens de lijst, zonder te kijken naar de vaten.
V Er ontstaan tevens vele conflicten over de aangifte van de ingevoerde tabak. Er bestaan immers grote kwaliteitsverschillen die alleen vast te stellen zijn door de tabak te proberen. Om hieraan iets te doen, heeft de
Admiraliteit te Amsterdam
gelast de tabak aan te slaan op gewicht in plaats van op kwaliteit. Op ieder pond moet 1 st. 4 p. betaald worden. De overige Colleges slaan nog aan op kwaliteit. HHM moeten ook hier een gelijke voet instellen.
VI Er doet zich grote fraude voor bij het betalen van de rechten op garen. Het eerste artikel van de lijst bepaalt immers dat op binnen- en buitenlands naaigaren, wit, grijs of gekleurd, per honderd pond betaald moet worden, terwijl het achtste artikel stelt dat het witte garen dat per pond verkocht wordt, naar kwaliteit getaxeerd moet worden. De kooplieden geven hun garen dat per pond verkocht wordt (hoe fijn het ook is en waarvan in
Brabant alle dure werken gemaakt worden), alleen aan per honderd
pond. Onder het witte garen dat in het eerste artikel
genoemd
wordt,
moet echter verstaan worden het witte garen dat geverfd wordt. Om
deze fraude
te
voorkomen, stellen de commiezen voor het witte garen vanaf nu
op
kwaliteit te belasten en niet op gewicht.
VII Er kan tevens fraude gepleegd worden met de beurtschepen die buitendijks tussen de ene stad en provincie en de andere varen en die ten onrechte voor veer- en marktschepen gehouden worden. Men laat de schippers van deze schepen en hun lading zonder binnenlands paspoort of slechts met een eenvoudig paspoort doorvaren zonder de lading te specificeren. Hierdoor hebben zij gelegenheid hun goederen op de rivieren over te laden in schepen die naar het oosten of het westen gaan. Het is bijgevolg nodig de beurtschepen te verplichten alleen met een binnenlands paspoort goederen te laden en hiervoor volgens het plakkaat rechten te betalen.
VIII Op vele paarden wordt licent betaald voor de uitvoer naar neutrale landen, terwijl deze toch door vijandelijk gebied vervoerd worden. De commiezen willen graag de mening van HHM hierover horen. De vraag is of men het licent voor neutraal gebied zal blijven heffen of zal overschakelen op het licent voor vijandelijk gebied. Op die manier kan men de te verwachten moeilijkheden vermijden die kunnen ontstaan wanneer de paardenkooplui op vijandelijk gebied worden aangetroffen.
IX Men heeft daarnaast gemerkt dat veel cavaleristen uit de grenssteden veel paarden op paardenmarkten kopen en deze vervolgens onder verschillende voorwendsels uitvoeren, tot groot nadeel van het land. Enkele mensen uit de frontiersteden en van het platteland bezondigen zich ook aan dergelijke praktijken. Het is daarom hoognodig dat de cavaleristen en andere verdachte personen de paarden waarmee zij uitrijden laten optekenen en weer uitschrijven wanneer zij terugkomen, op straffe van het dubbel licent. Men kan ook besluiten dat op alle paarden die de
Waal of de
Maas oversteken licent betaald
moet worden.
X Terwijl het plakkaat van retorsie van kracht was, zijn de garnizoenen gewoon geweest alle passerende goederen die uitgevoerd werden te controleren en aan te slaan. De commiezen hebben gemerkt dat ondanks de opening van de licenten velen dit blijven doen en elke dag meer de voerlui en andere passanten tegenhouden en aan een controle van hun goederen onderwerpen. Dit doen zij zelfs als de gecontroleerden met geldige paspoorten kunnen aantonen dat de lading reeds geïnspecteerd is door de officiers van de konvooien en licenten. Dergelijke praktijken gaan in tegen de oude handelwijzen en veroorzaken veel overlast voor de kooplieden die hun goederen over land vervoeren en die hun waar verloren zien gaan door de veelvuldige controles. HHM moeten dus in een plakkaat de garnizoenen verbieden zich in te laten met het controleren van de wagens of karren met een geldig paspoort van de genoemde officiers en daar hoge straffen op stellen.
XI De commiezen hebben tevens talrijke onregelmatigheden opgemerkt bij hun rondreis langs de kantoren in het gedrag van de cherchers, die samen met de schippers en anderen in de herberg zitten om daar hun zaken snel af te doen. Deze werkwijze, die ze niet volgen wanneer de commiezen in de buurt zijn, is zeer nadelig voor het land en stuit eerlijke schippers en kooplieden tegen de borst. Dergelijke wanpraktijken kunnen afgeremd worden, wanneer HHM de commiezen de bevoegdheid geven de cherchers na vastgesteld wangedrag of naar tijd en gelegenheid over te plaatsen. Hierdoor zullen de bevelen van de commiezen beter opgevolgd worden en wordt een te goede verstandhouding tussen kooplieden, schippers en cherchers als gevolg van een vaste verblijfplaats van laatstgenoemden, vermeden.
XII De verschillen tussen de kantoren worden veroorzaakt door het feit dat de commiezen niet op de hoogte worden gebracht van de resoluties van HHM. Zij verzoeken bijgevolg hun alle orders en resoluties toe te zenden die van tijd tot tijd aangaande de konvooien en de licenten genomen worden. Op die manier kunnen zijzelf zorgen voor de eenparige naleving ervan in de diverse kantoren.
XIII Tot slot voegen de commiezen nog een kopie van enkele voorstellen toe die zij verleden jaar gedaan hebben, met het verzoek hier de nodige resoluties op te nemen. Tevens wordt een remonstrantie van de chercher te Maaseik,
Jan Morra, toegevoegd, met het verzoek hierover de nodige ordonnanties
op
te stellen voor het welzijn van het land.
10
De
Generaals van de Munt
, met uitzondering van
Nispen en
Muijt, compareren en
melden eerst
mondeling en later
schriftelijk dat een voortvluchtige valsemunter, die koperen en
zilveren
binnen-
en buitenlandse munten had nagemaakt, heeft laten overbrengen dat
hij
zijn medeplichtigen en medestanders bekend wil maken. Het gaat
om
de
personen die van zijn diensten gebruik maakten, die hem materiaal
leverden en die de valse munten in ontvangst namen en verdeelden.
Hij
is tevens bereid te verklaren welke munten zij namaakten en
verhandelden en nog informatie te leveren die daarmee verband
houdt. In
ruil daarvoor vraagt hij een vrijgeleide om
binnen
de Republiek in zijn woonplaats te mogen komen.
HHM machtigen de Generaals om namens HHM de voortvluchtige de gevraagde vrijgeleide te geven voor wat zijn monetaire misdrijven betreft. Hij moet echter in ruil daarvoor alles wat ook maar enigszins verband houdt met die misdrijven meedelen, zonder iets te verzwijgen op straffe van verlies van deze vrijgeleide. Houdt hij iets achter, dan wordt hij gestraft op grond van de aard van de zaak.
11
Generaal van de Munt
Nispen compareert en meldt dat hij ontdekt heeft dat een zekere
Michiel
Jorisz.
Apperloo uit
's-
Gravenhage enkele valse munten heeft
gemaakt.
Nispe wordt door HHM gemachtigd om de nodige informatie in te
winnen. De officier van 's-Gravenhage wordt schriftelijk verzocht hem hiervoor
de
vereiste autoriteit te verlenen.
12
HHM lezen het vandaag opgemaakte nader advies van de gedeputeerden van de Colleges ter Admiraliteit aangaande de maatregelen om de gevangenen in
Algiers en
Tunis te bevrijden en daartoe
twee schepen en een jacht uit te rusten. De gedeputeerden menen
dat de
colleges nu al over zo weinig schepen beschikken dat zij
nauwelijks hun gewone taken kunnen vervullen, laat staan enkele
vaartuigen uit kunnen rusten voor de bevrijding van die gevangenen.
Er
bestaat een mogelijkheid indien HHM toestemming geven voor enige
extraordinaris
uitrusting
en subsidie of indien er gewacht wordt op
de
terugkomst van de schepen van
Cleuter die naar
West-Indië gevaren zijn.
De vergadering besluit er de retroacta op na te kijken aangaande de terugroeping van de agenten in de twee genoemde steden en het lenen van het geld dat voor hun terugkeer nodig is.