18 - 06 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Sir
Gorge Hayes, baron van Kienfaunes, legt in handen van HHM de eed af als kolonel van het nieuw
gelichte Schotse regiment in dienst van de Republiek.
HHM depêcheren commissie voor de kolonel. Secretaris
Huigens wordt binnengeroepen en opgedragen de kolonel in de RvS de
gebruikelijke akte
te laten tekenen, wat door hem wordt gedaan.
2
Beaumont, uit
Zeeland teruggekeerd, rapporteert over
hetgeen hij vernomen heeft over het verzamelen en opmarcheren, en
verdere
activiteiten van het vijandelijke leger.
HHM brengen de gedeputeerden te velde hiervan op de hoogte.
3
Commissaris
Hoogenhouck verzoekt in een missive d.d. Hamburg 7 juni meer subsidie
over te maken voor de betaling en de voortzetting van de soldij
voor
het garnizoen van
Glückstadt.
Er wordt geen resolutie genomen.
4
Ontvangen is een brief van de
heer van Oosterwyck d.d. Venetië 1 juni.
Er wordt geen resolutie genomen.
5
Resident
Aissma schrijft in een missive d.d. Hamburg 30 mei onder meer dat
de
gecommitteerden van de
koning van
Denemarken hem
op
27 mei hebben gemeld dat de vrede met de
keizer
gesloten was.1 Naar aanleiding daarvan was de volgende dag in
alle
kerken van
Lübeck een dankzegging, waarbij het "Te deum
laudamus"
gezongen werd. De vrede werd met
trompetgeschal
officieel bekendgemaakt en er werden kanonsalvo's gelost door het
garnizoen van Lübeck.
Er wordt geen resolutie genomen.
6
HHM lezen de nadere memorie van resident
Schultetus over de prompte verschaffing van twee maanden subsidie voor
de
Oostzeevloot van de
koning van
Denemarken en andere uitgaven buiten
Glückstadt.
HHM zullen de resident in de vergadering ontbieden en zeggen dat zij zaterdag bijna besloten hadden een wissel te trekken van 100.000 gld. voor de koning. Inmiddels hebben HHM van resident
Aissma vernomen dat de koning en de
keizer vrede hebben gesloten,
hetgeen niet
strookt met
hetgeen
hij hun vorige week heeft gezegd. Om die reden kennen HHM de
twee maanden subsidie niet toe.
Resident Schultetus antwoordt daarop dat hij nog niet op de hoogte was gebracht
van het vredesverdrag en bedankt HHM dat zij hem dit nieuws
meegedeeld
hebben.
7
Het stadsbestuur van
Emden schrijft d.d. 3 juni met een postdatum, dat zij recht
hebben op de
goederen en buit die door de schepen varend op commissie van de
koning
van
Denemarken op Nederlanders worden veroverd.
Verder melden ze dat het keizerlijke leger
Greetsiel
fortificeert.
HHM vragen advies aan de RvS.
8
Commandant
Erentruiter schrijft d.d. Emden 30 mei over het verzamelen van de
soldaten die in dienst van de
koning van
Zweden
zijn
aangenomen.
HHM vragen advies aan de RvS.
9
Secretaris
Huijgens deelt namens de RvS mee dat een aantal burgers van
Breda sterk aandringt op betaling van hetgeen zij
tijdens het beleg aan het
garnizoen
hebben verstrekt. Hoewel het aan de
Staten
van
Zeeland
ligt dat dit nog niet gebeurd is, adviseert de
RvS
HHM te zorgen voor de terugbetaling, om het land niet te
blameren.
HHM manen de gedeputeerden van
Zeeland aan in verband met de publieke opinie hun principalen aan
te sporen tot betaling.
10
Resident
Carlaton compareert en heeft een missive bij zich van de
koning van Groot-Brittannië d.d.
9 mei. Hij brengt
HHM op de hoogte van de gesloten vrede met de
koning van
Frankrijk. Hij overhandigt een duplicaat van de
artikelen
waarop de vrede is gesloten en
de proclamatie die in
Engeland is gedaan. Hij
meldt
tevens dat de koning ridder
Etmonts als gezant
naar
Frankrijk heeft gestuurd om de gesloten vrede
namens
hem te bezweren. De Engelse koning heeft kolonel
Macquay
naar
Denemarken gezonden en admiraal
Penington is met een eskader naar
de
Elbe gestuurd de
koning
van
Denemarken moed te geven om de gewapende strijd voort te
zetten. De Engelse koning vraagt HHM hetzelfde te doen.
HHM bedanken de resident en melden hem dat HHM vandaag vernomen hebben dat de Deense koning en de
keizer vrede hebben
gesloten.
De resident bedankt op zijn beurt HHM voor deze mededeling. Hij doet ten slotte nog een goed woord voor de zaak van enkele kooplieden wier goederen op de terugweg uit
Duinkerke in
Rotterdam werden geconfisqueerd.
11
HHM verlenen
Henrick van Ameyde, zoon van bode
Abraham van
Ameyde,
ordonnantie van 31 gld. voor het vergezellen van
Eck en
Bruninxs
op de
vergadering
van de
Heren Negentien
tussen 9
mei en 10 juni in
Amsterdam.
12
Schaffer schrijft d.d. Leeuwarden 15 juni met daarbij de
nadere resolutie over de verschaffing van de quote van
Friesland
in de eerste vijfden
in de
legerlasten.
Er wordt geen resolutie genomen.
13
Commies
Verhaer compareert en deelt HHM mee dat de
Gedeputeerde
Staten van Utrecht
het bevel hebben gegeven voor de
lichting van slechts driehonderd in plaats van de
door de RvS opgedragen
vierhonderd waardgelders. De reden hiervoor is dat voor
vierhonderd waardgelders
4.480
gld.
nodig is, terwijl hun quote in de
maandelijkse 67.200
gld.
voor de zesduizend geconsenteerde waardgelders maar 3.918 gld.
bedraagt. Tevens verzoeken de Gedeputeerde Staten in een missive
d.d.
5 juni de kapiteins 8 st. toe te kennen voor iedere soldaat, in
plaats
van 7 st. Zo niet, dan maken zij bezwaar tegen de
lichting.
HHM schrijven de Gedeputeerde Staten vierhonderd soldaten te lichten op de gestelde voet, zoals hun is opgedragen. Wat de waardgelders meer dan 7 st. daags bedragen zal de Generaliteit met
Utrecht
en zo nodig andere provincies
verrekenen met hun quote in de maandelijkse
67.200 gld. Er wordt verder besloten hierin een vaste
voet
en regeling te bepalen en een repartitie op te stellen voor de
toekomstige
lichting van waargelders. De gedeputeerden van
Utrecht antwoorden
dat zij niet kunnen toestaan dat hun provincie zwaarder dan
vroeger wordt belast.
14
HHM zullen morgenvroeg om acht uur de kwestie van de
keurvorst van Brandenburg en de
hertog van
Palts-Neuburg
bespreken.
15
Gerrardt van Berckel schrijft d.d. Roosendaal 16 juni dat het traktaat over de
uitwisseling van de gevangenen te water is gesloten. Op herhaald
verzoek van HHM zijn
Christoffel de
Bonours,
kapitein reformé,
Symon
Groffils, burger
van
Namen, en
Jacob Franchois van
Blydesteyn, die in
de
Republiek gevangenzitten,
Jan van der
Tocq,
ruiter te
Namen en nog drie andere gevangenen
van
de lijst van
Zeeland, daarbij inbegrepen. Allen
zijn te land
gevangengenomen. Hij wil tevens weten of de bepalingen van de
overeenkomst zo zijn opgesteld dat de gevangenen die commandeur
Cleuter inmiddels gemaakt heeft,
stilzwijgend worden uitgesloten.
Op het eerste punt stellen HHM dat zij tevreden zijn met de afgesloten uitwisseling. De wederzijdse gevangenen die te land zijn gevangengenomen zijn in het akkoord begrepen, maar voor de gevangenen aan deze zijde zullen HHM niet meer dan 1.500 gld. vergoeden. Moet er meer betaald worden, dan moet dat geld langs andere weg gevonden worden of de zaak gaat niet door. De overlopers die in de Republiek worden vastgehouden, vallen niet onder de overeenkomst. Ten tweede gaan HHM akkoord met de clausule die de gevangenen van Cleuter uitsluit, mits daaraan een datum wordt toegevoegd, te weten 16 juni, de datum van de genoemde brief.