03 - 07 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
In bijzijn van de
RvS
wordt de uiteenzetting van gisteren van de gedeputeerden
Van der Dusse en
Berchem en
thesaurier-generaal
Van Goch aangaande het geldgebrek
in het leger
geresumeerd.
De vergadering hoort de voorstellen van de RvS en besluit bij de provincies aan te dringen op de betaling in baar geld van hun quoten in het miljoen voor de legerlasten voor 1629 en dit zonder enig verder uitstel. De RvS zal tevens een nieuwe petitie voor 500.000 gld. uitschrijven om daaruit te verkrijgen wat enkele provincies al gekort hebben op de legerlasten of nog behoren te korten bij de ontbinding van het leger. De heren van
Holland gaan er na herhaald verzoek mee akkoord 70.000 gld. naar het
leger te sturen, op voorwaarde dat men hen ongemoeid zal laten wat
betreft de legerlasten, totdat de overige provincies
eveneens hun consent voldaan zullen hebben. De overige
gedeputeerden
verklaren zich daartoe bereid en bedanken hun Hollandse
collegae.
2
Op de uiteenzetting van de RvS over het bekendmaken van de bij petitie verzochte consenten van 1629, verklaren alle provincies, op
Zeeland en
Friesland na, daartoe gereed te zijn.
Zeeland en Friesland kunnen elk moment de gegevens ontvangen
van hun principalen.
3
Ontvangen zijn twee missives van gedeputeerde
Eck d.d. Harslo 1 en 2 juli, waarin hij schrijft van mening
te zijn dat de beste weg naar
Moskovië die
over
de
Narva is. Verder meldt hij niet zo snel klaar te
kunnen zijn als HHM in hun missive d.d. 29 juni
vooronderstellen.
Hoewel HHM menen dat deze missives al beantwoord werden in hun brieven d.d. 29 juni en 2 juli, vermanen zij hem nogmaals zo snel mogelijk naar
Moskovië af te reizen. Tevens wordt de
Admiraliteit te
Amsterdam
geschreven het oorlogsschip dat naar
Archangel zal varen klaar te houden.
4
Geresumeerd is de op 30 juni ontvangen missive van
Z.Exc. d.d. 29 juni.
HHM schrijven de Admiraliteiten dat Z.Exc. besloten heeft om, na de tragische dood van luitenant-admiraal
Pieter Heyn bij het veroveren van drie Oostendse schepen, voorlopig het
commando over de kust en de beveiliging van de zee over te dragen
aan vice-admiraal
Hillebrand
Gerbrantsz. Quast.
5
De
keurvorst van Keulen antwoordt in zijn missive d.d. Bonn 24 juni op een missive
van de RvS
aangaande het door hem uitgevaardigde plakkaat tegen het geweld van
staatse en vijandelijke soldaten in zijn landen.
De vergadering stelt de RvS de missive ter hand om deze nader te onderzoeken en een beslissing te nemen. Desnoods mogen zij agent
Van der Veecke hierover horen.
6
Ambassadeur
Joachimi schrijft d.d. Londen 15 juni. HHM nemen geen besluit.
7
Ambassadeur
Joachimi schrijft d.d. Londen 25 juni dat de vierhonderd soldaten die
nog op
Jersey liggen en verdeeld zijn over de kapiteins
Ferwar,
Coningsbi en
Killegrai, bereid zijn in staatse
dienst te
treden
en naast de andere Engelse compagnieën ingezet te worden.
Hun
overtocht naar
Vlissingen zou buiten kosten van
HHM
kunnen gebeuren, mits zij bij hun aankomst onmiddellijk beschouwd
worden als soldaten in staatse dienst en dit voor minstens vier
lange
maanden. Indien de soldaten reeds naar
Portsmouth
vertrokken zijn voordat HHM geantwoord hebben, moeten de
Staten-Generaal hun levensmiddelen bekostigen of ze daar in
dienst
nemen.
HHM machtigen de ambassadeur om zo snel mogelijk de drie kapiteins en hun soldaten in dienst te nemen op de hierboven beschreven voorwaarden. Het onderhoud van deze soldaten is voor rekening van de provincies die minder waardgelders rekruteren dan hun door de RvS is opgedragen.
8
Beaumont meldt dat hij krachtens de resolutie d.d. 23 juni het
verzoek van kolonel
Weerdenburch
bij ambassadeur
Guzzoni heeft aanbevolen. Deze
antwoordde zich ervoor in te zetten, maar voegde eraan toe dat de
regering van
Venetië begonnen was zich in staat van
verdediging te
stellen en bijgevolg alle officieren liet terugroepen.
De vergadering bedankt Beaumont.
9
Nogmaals is het verzoek van overste
Erentruiter geresumeerd om zijn
vader
te mogen opvolgen als commandant
van
Emden.
HHM houden het verzoek in beraad en laten de suppliant weten dat hij ter gelegener tijd voor aanbevolen gehouden zal worden.
10
Namens de
graaf zu Schwarzenberg wordt de vergadering een afschrift van een missive van de
stadhouder van de
hertog van
Neuburg en diens
raad,
gericht aan
baron van Spieringh,
d.d.
Düsseldorf
24 juni voorgelegd. Tevens wordt een uittreksel uit een brief van
Martin van Juchen, aangaande de
contributies in
Gulik
[Jülich] en
Berg
en de executies
daarvan,
voorgelegd.
Beide stukken worden voor advies de RvS ter hand gesteld.
11
HHM lezen de casuspositie, opgesteld door de gedeputeerden
Bas,
Beaumont en
Clant, aangaande de
Nederlandse
schepen die door de vijand veroverd en vervolgens door neutralen
gekocht
worden. De overwegingen van de gedeputeerden zijn eraan
toegevoegd.
Afschriften van dit document worden aan de gedeputeerden van de verschillende provincies gegeven.
12
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 26 juni op het op 22 mei bij HHM ingediende rekest namens de abdij van
Saint-Hubert, waarin zij verzocht om een soortgelijke
sauvegarde als in 1603 ter bevestiging van haar
neutraliteit.
HHM vragen de RvS Saint-Hubert sauvegarde te verlenen, zonder de neutraliteit of het feit dat de abdij in het Land van
Luik is gelegen, te vermelden, maar alleen te noemen dat het voor
Saint-Hubert, gelegen in de
Ardennen, is.
13
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 30 juni op de rekeningen van ontvanger
Rensen en controleur
Retzer.
Na onderzoek is gebleken dat de genoemde Rensen in 1624 is aangesteld voor het innen van de contributies van het
Land van
Gulik
[Jülich] ten bedrage van 60.000 rijksdaalder per jaar, maar
sindsdien heeft hij eenmaal 20.069 pond 14 st. 3 d. aan ontvangsten
ingebracht. Van dit bedrag heeft hij 14.000 pond overgemaakt aan
ontvanger
Hoeffyser, terwijl het
overige geld is
opgegaan aan de traktementen en reiskosten van hemzelf en de
cipiers.
Tegenover alle klachten van de
keurvorst van
Brandenburg en de
hertog van
Neuburg bij HHM en bij
het
keizerlijk hof over de executie in het Land van Gulik - door hen
steeds
aangeduid
als overlast, afpersingen, knevelarij en andere ongehoorde
praktijken
door de soldaten -, staan dus slechts 14.000 pond. De ontvanger
voert
aan dat hij met kleine eenheden geen winstgevende executie heeft
kunnen
doen, ook niet in de toekomst.
Controleur Retser is, zo meent de RvS, gecommitteerd voor het innen van de
restanten van de geestelijke contributies in
het Land van
Kleef,
ter betaling van de cavaleriecompagnie van ritmeester
Soppenbroeck, die de
keurvorstelijke raden wilden
afdanken wegens geldgebrek. In zijn rekening vermeldt de controleur
enige inkomsten ontvangen te hebben en wat geld
tot onderhoud van de genoemde compagnie uitgekeerd te hebben aan
de
heer
van
Dieden en nog wat geld aan overste
Gent en aan hemzelf. Bij het
sluiten van de rekening blijkt het land hem nog 3.340 rijksdaalder
schuldig te zijn. De RvS ziet dat nergens een bedrag is vastgelegd
voor de ontvangst, zonder welke men niet kan zien of er sprake is
van misbruik tot schande van het land. De uitgifte is
evenmin gebeurd op ordonnantie van HHM, maar het geld werd
eenvoudig
aan de heer van Dieden overgemaakt.
Beide declaraties in overweging genomen, is de RvS van mening dat beide nauwkeurig onderzocht moeten worden en de indieners door de vergadering gehoord moeten worden. Tevens moet de heer van Dieden gelast worden een rekening op te maken van de ontvangst en
de uitgave voor het onderhoud van de compagnie van de heer
van
Soppenbroeck. Indien HHM ervoor kiezen
Rensen en Retser in dienst te
houden, dan moet men hun een lijst ter hand stellen van hetgeen zij te
ontvangen hebben, met de expliciete opdracht deze niet te
overschrijden, noch minder te ontvangen. Hiermee moet vermeden worden
dat
de ontvangst opgaat aan traktementen.
Een besluit wordt uitgesteld. Johannes Retzer, die zich in 's-Gravenhage bevindt, zal door HHM en de RvS
gehoord worden.