01 - 10 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM verlenen
markies de Duras op diens verzoek een vrij paspoort
om met zijn gevolg, zes
paarden, vier koffers en de benodigde bagage over land naar
Frankrijk te gaan.
2
De
Gedeputeerde Staten van Utrecht
ondersteunen met hun brief d.d. 4
sept. o.s. het verzoek om een jaarlijkse lijfrente van konstabel
Mathijs Sijmonsz..
De suppliant is buiten zijn schuld bij het
schieten
naar aanleiding van de overwinning op de stad
Wezel te
Utrecht zijn rechterarm verloren.
Het verzoek en de brief gaan voor een beslissing naar de RvS.
3
Ontvangen is een brief van commissaris
Snouck d.d. Enkhuizen 29 september. Aldaar zijn enkele ruiters
aangekomen. Snouck vraagt om orders over deze ruiters.
HHM zullen Snouck terugschrijven de ruiters niet aan te trekken. Eerder is namelijk met een resolutie en op advies van de RvS besloten de door overste
Holck gepresenteerde ruiters niet in dienst te nemen. Hem zijn, op
voorwaarde van het achterlaten van de
ruiters, gunstige condities
voor het voetvolk verleend. HHM zullen hun
gedeputeerden te velde hierover berichten, om te zien of de
ruiters
kunnen worden ondergebracht bij zwakke vanen ruiters.
4
Ontvangen is een brief van de burgemeesters en raad van de stad
Lübeck d.d. 27 aug., met het verzoek aan HHM de helpende hand te
bieden goed, kort en overtogen recht te laten doen in
het
proces tussen
David Lemke te
Lübeck als
eigenaar
voor vijftien zestiendeparten en
Joriaen
Drayer, schipper van het schip De
Fortuin en
eigenaar
van het resterende zestiendepart aan de ene zijde, tegenover
procureur
Pieter van Deynse die
het exploot
heeft geaccepteerd voor
Willem Jansz. Schotsman aan de
andere zijde.
Het proces is door appèl bij de
Hoge Raad van Holland
terechtgekomen. Daarom besluiten HHM deze brief aan de Hoge Raad te sturen met het verzoek om een kort geding.
5
Jacob Jansz. With, burger en koopman te Amterdam, c.s. wordt een voorschrijven
verleend aan de
koning van
Denemarken en
resident
Aissma te Hamburg om de
supplianten hun
goederen,
kaagschuit en contant geld te laten terugkrijgen die door het
garnizoen te
Glückstadt zijn afgenomen, alsmede
een schadeloosstelling voor de moord op sommige personen op deze
kaagschuit
door hetzelfde garnizoen.
6
Ter vergadering compareren
Bernhardus Schwalue en dr.
Witfelt,
burgemeester en
secretaris van de stad
Emden. Zij feliciteren HHM
met
de overwinning waarmee God hun stad dit jaar heeft
gezegend.
Daarnaast verzoeken zij HHM uit kracht van hun geloofsbrief d.d. 2
sept.
de retroacta te bestuderen waarop de gedeputeerden van de
genoemde stad en de huismansstand op 29 okt.
1628
vanhier zijn vertrokken.
Nadat de gedeputeerden zich hebben teruggetrokken beraden HHM zich. Weer binnengetreden delen HHM hun mee dat ze momenteel niet over deze zaak kunnen beslissen. Zij moeten geduld oefenen totdat HHM hebben gezien welke richting Z.Exc. met het leger opgaat. Daarna mogen ze hun voorstel hernieuwen. Ondertussen zouden ze zich kunnen buigen over de onenigheid tussen de
graaf van Oost-Friesland en Emden over de invordering van contributies op het
platteland van
Oost-Friesland voor het onderhoud
van
het eigen garnizoen van de stad.
7
Ontvangen is een brief van
Langerack d.d. Melun 21 sept. met een ongedateerd antwoord van de
koning van Frankrijk op de
propositie
van Langerack om flinke financiële steun in deze moeilijke
tijden.
Het antwoord luidt dat de koning HHM financieel alleen wil
bijspringen via het alliantietraktaat dat met HHM door Langerack
twee jaar geleden is getekend. De koning verwacht bekrachtiging
van
dit traktaat. Hij geeft verder nog drie redenen waarom HHM niet
bezorgd moeten zijn over de belofte noch een bestand, noch
vrede te sluiten met
Spanje, dan met
instemming
van de kroon van Frankrijk.
HHM zullen deze brief met het antwoord aan de RvS ter hand stellen, om na overleg hierover met Z.Exc., te adviseren.
8
Ontvangen is een brief van
Joachimi d.d. Oxford 1 sept., met twee brieven van de
koning
van Groot-Brittannië aan de Raad en aan de admiraal van
Schotland. De brieven zijn bestemd voor de
Admiraliteit in
het
Noorderkwartier
, teneinde het geschut terug te
krijgen en
ander
gereedschap dat is geborgen van het schip van kapitein
Codde.
Deze brief zal met de eerste gelegenheid aan de Admiraliteit worden opgestuurd.
9
Er is nog een brief ontvangen van
Joachimi d.d. Londen 7 sept. met een declaratie van het geld dat
hij HHM heeft voorgeschoten tussen 29 maart 1628 en 28
maart 1629. Deze is opgesteld in pond shilling en penningen
sterling.
Deze declaratie zal voor onderzoek en rapport aan de
thesaurier-generaal ter hand worden gesteld.
10
Ter vergadering compareert resident
Carlaton samen met
Philippe
Burlamachi. Zij
overhandigen
een brief van de
koning van
Groot-Brittannië
d.d. Woodstock 24 aug. Deze schrijft Philippe
Burlamachi hierheen te hebben gezonden met de opdracht zijn
juwelen
los te kopen die eerder te
Amsterdam zijn verpand.
Bovendien is hij gelast om te onderhandelen over andere zaken die
het
belang van de koning dienen en over de
openstaande rekening tussen de koning en deze staat. Burlamachi
verklaart mondeling alvorens met HHM te onderhandelen eerst naar
Amsterdam te zullen reizen. Deze zaak wordt daarom opgeschort.
11
Carlaton toont HHM een brief van de
koning van
Groot-Brittannië d.d. Windsor 2 september.
Hij schrijft dat onderdanen van de
koning op verzoek van de inwoners van
Bantam
weer
handel met hen drijven. Zij vrezen zeer dat de ingezetenen van deze
landen in
Oost-Indië hen op last van hun
principalen vijandig zullen bejegenen
en
verdrijven. De koning verzoekt om maatregelen en om een verbod
onderdanen van de koning op schepen van hier naar Oost-Indië in
te
zetten.
Deze brief zal in kopie aan de vergadering van de
Heren Zeventien
of in afwezigheid daarvan, aan de
VOC ter Kamer Amsterdam
worden overhandigd, ter verkrijging van informatie. Er zal op worden aangedrongen in Oost-Indië geen vijandelijkheden tegen de Engelsen te ondernemen.
12
HHM lezen de memorie van het rekest dat op 28 sept.
in de vergadering van HHM door
Jacob van Neck, gedeputeerde van de Admiraliteit te Amsterdam,
werd gepresenteerd. Dit College kan niet langer
de
achttien schepen equiperen ter bezetting van de kust van
Vlaanderen
en het kruisen op de
Noordzee, waarmee het door
de repartitie van
de
oorlog te water is belast, tenzij de provincies
prompt hun quoten opbrengen voor het onderhoud van deze schepen in
de
twee
miljoen voor de oorlog te water waarin is toegestemd. Ten tweede
wil de
Admiraliteit te
Amsterdam
verlost
worden van oude
schulden. Ten derde wordt HHM om soldij en
kostgeld
gevraagd voor het schip van kapitein
Cleuter,
dat naar
Tunis en
Algiers gaat ter
bevrijding
van vele ingezetenen die aldaar in slavernij zitten. Zo niet, dan
kan
hij geen dienst doen. Ten vierde verzoekt de Admiraliteit HHM
het
kantoor van de konvooien en licenten te
Wezel
waarvan
dit College al bezit heeft genomen, onder haar district te
laten. HHM zou de raden in het College dan moeten
bevelen
om (naar oude gewoonte) een dubbel getal personen te nomineren
waaruit
HHM een ontvanger en een controleur kunnen kiezen.
HHM besluiten op het eerste en derde punt om de provincies serieus aan te schrijven in allerijl en in elk geval zo snel mogelijk overdag of 's nachts de schulden te betalen, alsmede het kostgeld van de matrozen varend op de schepen die door hun volgens de gemaakte repartitie zijn aangenomen en hun quoten in het tweede miljoen om daaruit de equipage van de schepen en andere benodigdheden te betalen. De Admiraliteitscolleges zullen onverminderd worden gemaand de schepen ter bezetting van de kust alsmede het kruisen in
Het Kanaal daarheen te laten gaan. Het tweede punt wordt opgeschort
totdat de ordinaris gedeputeerden van
Friesland
aangekomen zijn. Zij zullen worden aangespoord niet langer
moeilijk te doen. Op het vierde punt besluiten HHM
alvorens
hierover te beslissen
de
raden ter
Admiraliteit te
Rotterdam
conform de vorige resolutie van HHM
overmorgen
op te roepen.