28 - 11 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Mr.
Cornelis van Cuijck, licentiaat in de rechten, verzoekt om toegelaten te worden
als oudraad in 's-
Hertogenbosch op een van de
vacante
plaatsen.
HHM besluiten het advies van de RvS in te winnen.
2
Ambassadeur
Camerarius verzoekt in zijn memorie om huisvesting vanwege de
Republiek, net als andere ambassadeurs.
HHM schorten een besluit op.
3
Op het verzoek van
Vincent Corthals, voormalig secretaris op Amboina inzake de geëxecuteerde
Engelsen en Japanners, besluiten HHM ordonnantie te depêcheren van
600
gld. voor twee jaar proviand, overeenkomstig wat de rechters in
deze
zaak is toegekend.
4
Ludwig Philipp, paltsgraaf aan de Rijn, vraagt HHM in zijn brief d.d.
Keulen aan het Steen 7
nov. bij de onderhandelingen over een wapenstilstand de teruggave
van
zijn erfgoederen tot stand te willen brengen.
HHM besluiten hierop te zijner tijd te letten.
5
Adriaen van Manmaker,
Cornelis Rollandt,
Mathias van
der Straten,
Cornelis
Coorne,
Johan de Moor en
Michiel
Bruheze
compareren en overhandigen hun geloofsbrieven van de
Gewestelijke Staten van Zeeland
d.d.
Middelburg 21 november. Zij zijn als extraordinaris gedeputeerden
gezonden
om samen met de ordinaris gedeputeerden van
Zeeland te
letten op de zaken die voorvallen. Ze nemen zitting.
6
Pieter van Beeck, koopman te Amsterdam, verzoekt om betaling van dertien door
Langerack in 1629 getrokken
wisselbrieven.
Griffier
Musch doet verslag van zijn
onderzoek naar de
wisselbrieven.
HHM besluiten ontvanger-generaal
Doublet hierbij te machtigen tien van de dertien wisselbrieven
waarvan er acht elk 250 kronen bedragen, te betalen in mindering
van
het ordinaris traktement van Langerack dat 1.000 kronen bedraagt.
De
heren van
Holland wordt verzocht dit te betalen
omdat
het traktement in de staat van oorlog ten laste van
Holland
is
gerepartieerd. Tevens wordt hun verzocht in mindering van hun
extraordinaris consenten de wisselbrief van 134 kronen te betalen
met
twee derde van een kroon, getrokken voor de port van
brieven, alsmede de wisselbrief van 333 1/2 kronen, getrokken
voor
wat HHM als pillegift aan de pas geboren dochter van Langerack en
voor
het in gereedheid brengen van de kamer hebben gegeven. Wat betreft
de drie
resterende wisselbrieven, namelijk een van 266 2/3 kronen, een van
400
kronen en een van 666 2/3 kronen, moet Langerack een specificatie
indienen alvorens HHM ze accepteren.
7
Geresumeerd is de op 23 nov. bij HHM ingediende deductie van
Simonides a Middelgeest waarin hij als fiscaal van Brabant beweert dat niemand een
ambt in
Brabant mag bekleden tenzij hij in Brabant
geboren is. Daarbij gevoegd was een op 26 maart 1576 door de
koning van Spanje uitgevaardigd
plakkaat tegen
de
buitenlanders en bastaarden met ambten in Brabant.
HHM schorten een besluit op.
8
Beaumont meldt dat
Camerarius,
ambassadeur van de
koning van Zweden, zich bij Z.Exc. heeft beklaagd over het feit dat
HHM
zijn in hun vergadering gedane voorstel d.d. 20 april nog niet
hebben
beantwoord, ondanks zijn daarop gevolgde inspanningen om een nieuw
verbond te sluiten tussen de
koning van
Zweden
en de
Republiek met als doel ter afleiding een groot leger het
Duitse
Rijk in te sturen en om tegelijk de vorige alliantie, die
eind
april was afgelopen, te vernieuwen.
HHM besluiten de koning van Zweden een brief te schrijven waarin zij zich verontschuldigen voor het uitstel. In duidelijke, maar gematigde termen zullen HHM hun ongenoegen uiten over de ondragelijke tollen die de koning van Zweden heft op de schepen en goederen die vanuit de Republiek naar
Danzig
[Gdansk] gaan, wat in strijd is met het eerdere verdrag.
9
Rantwijck en de andere gedeputeerden van HHM die overeenkomstig de
resolutie d.d. 20 nov. overleg hebben gepleegd met
Vane, extraordinaris ambassadeur
van de koning
van
Groot-Brittannië, doen verslag van zijn voorstellen. Het eerste
voorstel betreft
het
aanbod van
Burlemachi om Engels
geschut te
leveren.
Hierop hebben de gedeputeerden geantwoord dat het aan de door HHM
daartoe
gemachtigde RvS is voorgesteld en dat het voor de Republiek niet
geschikt is om aan te nemen. Gisteren hebben HHM een nieuw voorstel
van
Burlemachi ontvangen waarover het advies van de RvS is gevraagd.
Ten tweede heeft Vane zich betreffende de kwestie
Amboina
[Ambon] in een
memorie uitgesproken.1 Ten derde heeft Vane
zich
in een tweede memorie uitgelaten over het
beginnen
van vredesonderhandelingen tussen de
koning
van
Groot-Brittannië en de
koning van
Spanje,
de daarbij gevolgde procedures en wat de koning van
Groot-Brittannië
daarbij verder van plan is.2
HHM zeggen de heren van
Holland op hun verzoek een kopie van beide memories toe om ze met hun
principalen
, in vergadering
bijeen, te
bespreken.
De eerste memorie van Vane d.d. 28 nov. luidt als volgt.
De koning van Groot-Brittannië wacht al vele jaren op de door HHM beloofde genoegdoening voor het verlies aan levens en bezittingen op Amboina. HHM hebben er verscheidene malen bij de koning op aangedrongen Engelse getuigen die aan de executies zijn ontsnapt, te sturen om ondervraagd te worden door de rechters, maar ook zij hebben tot nu toe niets ontvangen voor hun moeite. Om niet in onmin te geraken wil de koning zo snel mogelijk genoegdoening van HHM ontvangen, voordat hij zich van de benodigde middelen moet bedienen om HHM tot rede te brengen. HHM weten dat getuigen niet verplicht zijn persoonlijk voor een ander rechtscollege te verschijnen. Wettig gevangengenomen getuigen moeten beschouwd worden als getuigen om wie verzocht is. Voordat zij voor onderzoek komen, wil de koning dat HHM zich uitspreken over de volgende drie punten.
I HHM verklaren het eens te zijn met de koning van Groot-Brittannië over de opperste rechtsbevoegdheid in deze kwestie. De Britse koning onderwerpt zich nooit aan de rechtspraak van de rechters van HHM. Hoewel hij er de voorkeur aan geeft morgen de benodigde schadeloosstelling te ontvangen boven andere middelen te gebruiken, blijft hij standvastig vasthouden aan het in handen van HHM zijnde protest dat hij bij het met HHM gesloten defensieve en offensieve verbond d.d. 7 sept. 1625 heeft gedaan.
II Vane vraagt HHM of de voor deze zaak aangewezen rechters een beslissing nemen in deze kwestie voordat bovengenoemde getuigen verhoord zijn. Het zijn goede getuigen die niet over andere zaken ondervraagd hoeven te worden. Ze zijn van te voren ondervraagd door het hof van de Admiraliteit van de koning en de betreffende papieren zijn aan HHM of de bovengenoemde rechters gegeven. Vane verzoekt HHM ermee in te stemmen dat de ambassadeur van de Britse koning of een andere afgezant aanwezig is bij de ondervraging opdat hij getuigenis kan afleggen van de procedures.
III Wanneer de rechters in de Republiek op het punt zijn aangekomen hun vonnis uit te spreken, moeten zij dit uitstellen totdat de koning het vonnis heeft kunnen overwegen, net als toen ze de eerste keer de koning op de hoogte hebben gebracht van het vonnis.
De tweede memorie van Vane d.d. 28 nov. luidt als volgt.
Het zal HHM niet ontgaan zijn dat de koning van Groot-Brittannië in oorlog is met twee grote koningen. De onderhandelingen met Spanje zullen beginnen voordat de Britse koning onderhandelingen opent met
Frankrijk. De koning laat zich daarbij leiden door de belangen van
zijn vrienden en bondgenoten (van wie hij HHM het meeste acht). De
Franse koning houdt echter stevig vast aan zijn vriendschap met
Spanje, waarop de Britse koning Vane heeft opgedragen HHM te melden
dat
dezelfde reden die hem ertoe heeft gebracht te luisteren naar de
eerste
voorstellen van Spanje, hem verplichten enige tijd te wachten op de
uitkomst ervan. HHM zijn door zijn gezanten speciaal op de hoogte
gebracht waarna de Britse koning zijn ambassadeur naar
Spanje heeft gestuurd om een afdoend antwoord te
verkrijgen op alle door Spanje gedane voorstellen en om met
Don Carlo de Colunna, die gelast
is naar
Engeland te gaan, te corresponderen. De Britse
koning
is vastbesloten niet naar de vredesvoorstellen te luisteren als ze
niet
ter ere van hem zijn, niet in het belang van de christenheid zijn,
niet de
teruggave van zijn
zwager, zijn
zus en zijn
neven
bewerkstelligen
en als ze het met HHM gesloten verbond schaden.
Dit zijn de woorden die de ambassadeur van de Britse koning tegen de gedeputeerden van HHM heeft gezegd tijdens het overleg op 28 nov. over de onderhandelingen met Spanje. De gedeputeerden wilden een memorie hebben als hulp bij hun verslag aan HHM en niet om er een andere gevolgtrekking uit te halen. De ambassadeur heeft erin toegestemd omdat de gedeputeerden hem beloofden meteen een geschreven antwoord van HHM te verschaffen.