20 - 02 - 1630
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 16 feb. over het daags ervoor bij HHM ingediende verzoek van sergeant-majoor kapitein
Duijck. Deze
vraagt om een beloning omdat hij verleden zomer te velde is
ingezet,
en deels te
Wijk en daarna te
Naarden het bevel heeft gevoerd.
HHM besluiten conform het advies de suppliant met een gage van sergeant-majoor te belonen over de periode 12 mei tot 12 okt. 1629, de periode dat hij is ingezet. Toen was de vijand van de
Veluwe geweken.
2
De drossaard en de regeerders van het graafschap
Megen verzoeken HHM maatregelen te treffen tegen
door soldaten van deze zijde gedwongen uitkoop en uitgaven aan
levensmiddelen in het
graafschap.
HHM besluiten dat de RvS de commandanten van de verschillende garnizoenen gelegen rond het graafschap schriftelijk moeten manen de plunderende soldaten te onderhouden of te laten onderhouden, conform het plakkaat dat op 29 april 1629 daarover is uitgevaardigd.
3
Op herhaald verzoek van de crediteurs van de
administrator van Halle [marge: Maagdenburg] om hun achterstallen betaald te
krijgen, besluiten HHM de
RvS
alles in het werk te laten stellen om de supplianten tevreden te
stellen.
4
HHM lezen de memorie van de
graaf van Buccleugh. Hij is niet tevreden met de resolutie
van HHM van 15 feb. en verzoekt daarom alsnog om voldoening van de
akte die hem eerder door HHM is gegeven.
HHM besluiten mede op grond van het rapport van
Capelle en
Van Goch die de graaf de
genoemde
resolutie hebben overhandigd en die hem de overwegingen
hebben
meegedeeld waarop deze is gegrond, om de memorie aan de
RvS voor een beslissing ter hand te stellen.
5
Gehoord wordt het rapport van
Bruninxs, die conform de resolutie van 18 feb. het voorstel
van
Mose
Zantgis ter vermeerdering van 's lands inkomsten heeft
gehoord. De Generaliteit zou ieder pond
geslacht vlees met een stuiver moeten belasten en daartoe een
ordonnantie moeten opstellen.
HHM nemen het voorstel niet over.
6
Cornelis Claesz. d'Arckel verzoekt om betaling van 22.200 pond voor
fortificatiewerken,
ofwel om een aanwijzing tot betaling op de quote van de provincie
Friesland
in de 500.000 pond in
plaats van
legerlasten waarom voor het jaar 1628 is verzocht.
De RvS zou de quote moeten aanwijzen waaruit de suppliant het bedrag betaald zou kunnen krijgen. Daar zijn enkele overwegingen tegenin gebracht.
7
Gehoord wordt het rapport van
Rantwijck en andere gedeputeerden van HHM, die de zaak hebben
onderzocht
tussen
Govert de Boormaecker en
Gerardt
Roos voor de
Admiraliteit te
Rotterdam
.
HHM beëindigen het uitstel van executie dat eerder door HHM in deze zaak is verleend, met de bepaling dat het recht zijn loop moet krijgen.
8
Optenoort en
Oosterum,
gecommitteerden van de
Admiraliteit te Amsterdam
, zijn
ter
vergadering verschenen. Zij hebben HHM verzocht bij de provincie
Groningen
de betaling van
93.266 gld. 2
st.
aan de Admiraliteit te bevorderen, conform de resolutie
van 10
feb. 1629 inzake de tekorten van de genoemde provincie in de
consenten te water over het jaar 1627. Ten tweede verzoeken zij
HHM te besluiten op de casuspositie. Ten derde merken zij op dat
de
Admiraliteit welgezind is in het vonnissen de plakkaten van HHM op
het
punt van de heffing van de konvooien en licenten te volgen, op
voorwaarde dat andere Colleges dat op dezelfde voet
doen.
HHM besluiten op het eerste punt de retroacta na te laten zien, op het tweede punt met de eerste gelegenheid de toedracht vast te stellen en op het derde punt, dat conform het plakkaat eenparigheid zal moeten bestaan in het beoordelen van geschillen en fraude inzake de konvooien en licenten.
9
HHM resumeren het ontwerp van het alliantietraktaat, alsmede de geheime artikelen die volgens de intentie van HHM zijn gemaakt. Een besluit wordt opgeschort.
10
Schaffer rapporteert conform de resolutie
van HHM d.d. 16 feb. te hebben gesproken met Z.Exc. over de inhoud
van
de
brief van de stadhouder en de raad van de vorst van
Palts-Neuburg d.d. Düsseldorf 2 februari. Zij
verzoeken
ten eerste
om de verhuizing van
graaf Willem
met zijn
troepen uit de landen die bij de gemaakte
verdeling
tussen de
beide
vorsten nadrukkelijk aan de
vorst van
Neuburg
zijn
toebedeeld; ten tweede dat de door de graaf uitgeschreven
contributie
stopt; ten derde dat de vruchten van de vorst van
Neuburg die door de troepen zijn gestolen en vervoerd,
gerestitueerd worden; ten vierde dat de officieren die door de
graaf
zijn afgezet, in hun ambt worden hersteld.
HHM zullen conform het advies van Z.Exc. de stadhouder en raden antwoorden dat de graaf met zijn troepen in [
Gulik en
Kleef] is ingekwartierd om te voorkomen
dat de vijanden van deze
staat daar opnieuw verblijf houden, aangezien zij daar en in de
aangrenzende kwartieren voor het merendeel van de tijd sinds 1614
zeventien- of achttienduizend man hebben overwinterd tot voordeel
van
de
koning van Spanje en tot groot
ongemak van
deze
staat. Wat betreft de
afzetting en aanstelling van de Neuburgse officieren is aan
de
graaf al opdracht gegeven zich hiermee te bemoeien. Verder wordt
besloten aan de rest van de inhoud van de brief stilzwijgend
voorbij
te gaan.
11
Nogmaals wordt het versterken van de troepen van
graaf Willem van Nassau besproken. Een besluit wordt opgeschort.
12
De
RvS
compareert ter vergadering. Deze heeft HHM de inhoud van een aan
Cappelle en
Oenema geadresseerde
open brief d.d.
5 feb. van de burgemeesters, schepenen en raad van de stad
Essen meegedeeld, alsmede een brief van
Oenema van 9 feb. uit Wezel, met klachten over
de
ernstige misdragingen van het ingekwartierde
voetvolk en
de ruiterij in die stad. De RvS heeft op
verzoek
van HHM geadviseerd dat Wezel van een deel van dit volk zou
moeten worden ontlast. Om dit zonder bezwaar te kunnen doen
zouden
de steden, landen en plaatsen aan de zijde van
Kleef
in gelijkheid met die aan de oostzijde van de
Rijn
contributie moeten opbrengen. Alsnog dient prompt de
geconsenteerde
maand
soldij te worden opgebracht voor de troepen van
graaf
Willem, met de verklaring dat de
ontvanger-generaal dit bedrag niet
heeft kunnen
lenen, ondanks al zijn pogingen daartoe. Een van de provincies zou
het krediet van de ontvanger dienen te
versterken ter betaling van de soldij van deze maand. Ook heeft de
RvS HHM
voorgehouden dat kolonel
Hayes steeds sterker aandringt op
betaling van
de
rekening van hem en zijn officieren, bedragend ongeveer
60.000
gld. Bij uitblijven van betaling zullen meer aanspraken volgen.
Daarom verzoekt de RvS de
provincies (ongeacht wat de anderen doen) hun quoten in
de
255.293 pond op te brengen, die volgens de decharges die conform
de resolutie van HHM zullen uitgaan in mindering gebracht worden
op de
3.400.000 pond.
De gedeputeerden van
Holland maken alsnog bezwaar tegen de interpositie van hun
krediet voor de genoemde maand soldij. Ze verontschuldigen zich
ook
voor de betaling van hun quote in de 255.293 pond,
totdat de andere provincies hun quote opbrengen.
HHM
besluiten de RvS de inhoud van de twee brieven aan Z.Exc. te laten
meedelen en daarnaast te spreken over de moeilijkheden die zich
voordoen in het vinden van de genoemde maand soldij, alsmede in de
betaling van kolonel Haije. HHM verzoeken de
RvS
zijn adviezen op de verschillende punten op papier te zetten en
nogmaals bij de gedeputeerden van Holland de interpositie
van het krediet te bevorderen.