04/05/1630

 
English | Nederlands

04 - 05 - 1630

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

11 Neeltgien Huijbrechts, echtgenote van Robbert Rijland, wordt 6 gld. toegekend. Deze zullen door kamerbewaarder Herdersum worden uitbetaald.

22 Agent Van der Veecken wordt naar aanleiding van zijn memorie een paspoort toegekend om zes kisten met goudleer vrij uit deze landen naar Keulen te vervoeren, ten behoeve van hertog Ferdinand, keurvorst van Keulen.

33 Ontvangen is een brief met berichten van ambassadeur Langerack d.d. Parijs 26 april. Er wordt geen resolutie genomen.

44 Kapitein-commandant Severin Homaecker schrijft d.d. Liefkenshoek 3 mei dat hij verraad en een beraamde aanslag op het genoemde fort heeft ontdekt. Hij heeft na een veroordeling door de krijgsraad zes medeplichtigen laten ophangen en het hoofd van de leider op een staak laten zetten.
Severin Homaecker zal schriftelijk worden bedankt voor zijn goede diensten met daarbij het verzoek oplettend te blijven. HHM zullen zijn verdienste in gedachten houden.

55 Otto Hijlkis, burger en schipper te Enkhuizen, ontvangt voorschrijven aan Joachimi, teneinde expeditie van justitie bij de kanselier van Engeland te verwerven.

66 Secretaris Huijgens compareert ter vergadering en maakt HHM bekend dat de RvS met Z.Exc. in overleg is getreden inzake het commando over het garnizoen te Emden, alsmede de in de brief van 13 april door de heren te Emden voorgestelde verkiezing van overste Erentreiter. Z.Exc. heeft verklaard niets tegen de persoon te hebben, maar hij acht de zaak van aanzienlijk belang en vindt daarom dat men niets moet overhaasten. De RvS heeft zich hierop nader geïnformeerd en vastgesteld dat met het veertiende artikel van het Haagse verdrag het benoemen van een commandant te Emden aan het stadsbestuur was overgelaten. Dit kon echter niet aan Z.Exc. worden getoond, omdat hij niet in 's- Gravenhage was.
Een besluit wordt opgeschort.

77 President Eijsinga meldt ter vergadering dat er vanuit de WIC bij HHM sterk op wordt aangedrongen uit hun midden enkele heren te committeren om de vergadering van 19 mei te Middelburg voor te zitten en de zaak van de Compagnie te bevorderen. Daarnaast wordt hun in overweging gegeven een richtlijn vast te stellen waarnaar de paapse geestelijkheid in Olinda en Pernambuco zich moeten richten, zowel wat betreft hun verblijf aldaar als wat betreft de uitoefening van hun religie.
HHM committeren Arnhem, Bruninxs en Veltdriel. Een beslissing wordt opgeschort.

88 Eijsinga maakt bekend dat de Admiraliteiten in het Noorderkwartier , te Amsterdam en Dokkum onderling een regeling hebben getroffen inzake de recherche van de goederen in uitgaande schepen door het Kanaal van Texel [Marsdiep] en Het Vlie.
De aanwezige gecommitteerden van de Admiraliteit te Amsterdam eisen dat de beraamde regeling op schrift wordt gesteld om na deze te hebben gezien, te handelen naar behoren.

99 HHM lezen de op 3 en 8 april bij HHM ingediende verzoeken van Charles de Latheur en Philippe Calandrini om betaling van 4.000 gld. die door de ambassadeur op 15 maart per wissel in Venetië zijn getrokken.
HHM machtigen ontvanger-generaal Doublet nogmaals de wisselbrief te accepteren en de Gecommitteerde Raden van het Zuiderkwartier te verzoeken opdracht te geven tot betaling. Dit mag in mindering worden gebracht op de ordinaris en extraordinaris consenten.

1010 HHM lezen het verzoek van Wouter van Rijmsdijck, licentmeester te Grave, om zijn zoon Jan van Rijmsdijck een akte expectatief te geven, alsmede commissie om het ambt van licentmeester uit te oefenen wanneer dit door de suppliant wordt opgegeven.
Na resumptie van het op 23 juli 1629 over dit onderwerp ten gunste van de suppliant door de Admiraliteit te Rotterdam opgestelde advies dragen HHM het ambt van de suppliant over op Jan van Rijmsdijck. Er wordt commissie gedepêcheerd, waarop de eed wordt afgelegd. De suppliant wordt uit het ambt ontslagen.

1111 In de vergadering compareert ambassadeur Guzzoni. Hij heeft HHM gelukgewenst met de zege over Olinda en Pernambuco. Hij bericht verder over de oorlogssituatie tussen de koning van Frankrijk en de hertog van Mantua in het markizaat van Saluzzo, alsmede over de vorderingen van de kardinaal. De generaal was met het leger van Venetianen naar Mantua gemarcheerd om een invasie het hoofd te bieden. Gegeven de omstandigheden roept Guzzoni HHM op in Nederland iets tegen de koning van Spanje te ondernemen. Verder maakt HHM de ambassadeur bekend dat de republiek heeft besloten om in het gebied van Emden in Oost-Friesland twee regimenten van elk tweeduizend koppen te lichten. Hij verzoekt HHM deze troepen gedurende het werven onder hun bescherming te nemen en inscheping in de havens en op de rivieren van deze provincie toe te laten volgens de propositie12.
De propositie luidt als volgt. De republiek Venetië zet zich geheel in voor het publieke belang en heeft met het oog daarop besloten het leger te vergroten. Er is opdracht gegeven tot de lichting van twee regimenten van tweeduizend soldaten elk, in die landen die het vertrouwen genieten van de republiek Venetië. Wanneer ze slagen in hun opzet, zal dat voordelen hebben, ook voor de Heren Staten. Het volk zal worden gelicht in Emden. Venetië vertrouwt op steun van HHM en hoopt op bereidheid om de in het Land van Emden voor deze dienst gelichte troepen bescherming te laten genieten van hun grenzen, alsmede op de verlening van sauvegardes door deze staat ten behoeve van de inscheping op de rivieren en in de havens van deze provincies. Guzzoni betuigt namens de republiek Venetië affectie aan de Staten Generaal, niet alleen met het oog op de gezamenlijke belangen maar vanwege de wederzijdse band tussen de twee staten en hun inzet voor de publieke vrijheid.
President Eysinga bedankt de ambassadeur voor de felicitaties, alsmede voor de getoonde genegenheid van de republiek Venetië. De lichting van soldaten zal worden besproken met Z.Exc. en de resolutie naar aanleiding daarvan zal aan de ambassadeur worden bekendgemaakt. De gedeputeeren van Friesland en Groningen verklaren bij voortgang van de lichting de mening van hun principalen te willen polsen over de inscheping en de plaats van samenkomst, alvorens hierover iets te besluiten.

12 Rantwijck en andere gedeputeerden van HHM rapporteren conform de resolutie van 2 mei in bespreking te zijn geweest met ambassadeur Vane. Ze wilden hem nadere opheldering vragen over de propositie die door hem op 30 april is gedaan over het horen van de Engelse getuigen in de zaak Amboina [Ambon]. Ze hebben echter niets kunnen uitrichten. De ambassadeur liet weten een antwoord van HHM te willen op de propositie, waarna ze uit elkaar zijn gegaan.
Rantwijck meldt dat resident Carlaton hem heeft opgezocht en hem heeft laten weten dat hij op persoonlijke titel en buiten medeweten van de ambassadeur (zoals hij zei) HHM om de volgende verklaring verzocht op het tweede punt van de propositie: "dat zij totaal niet van oordeel zijn dat de getuigen gezonden zijn om de zaak Amboina aan hun rechtspraak te onderwerpen, dat ze de status quo van voorheen zullen handhaven, dat ze erin berusten dat de koning dit recht en gezag toekomt op grond van het traktaat uit 1619 samen met het protest. Sprekend hierover zullen ze in niets toestemmen dat de partijen kan benadelen, alles zal in dezelfde staat blijven als voorheen. Men zal zich niet uitspreken op de een of andere wijze over deze bevoegdheid en ze zullen de koning genoegdoening geven op zijn verzoek. Ten tweede dienen ze te verklaren te zullen beginnen met het onderzoek naar de verhoren van de Engelse Admiraliteit en alle dingen die daarin zijn uitgedrukt, en dat in het bijzijn van de ambassadeur in verband met de taal en voor het geval andere zaken zich voordoen. Ze bieden zich aan om later gehoord te worden, hopen dat de koning niets achterhoudt dat kan bijdragen aan de onthulling van de waarheid, wat hen vaak is verklaard door zijn ministers, ten derde zal een beetje consideratie van de Heren Staten bijdragen aan de beëindiging van deze vervelende zaak". Rantwijck verklaart verder dat de resident hem vandaag heeft opgezocht en heeft gezegd dat indien HHM niet instemmen met de door hem voorgestelde verklaring, zij zouden kunnen besluiten dat tegen het door de gedelegeerde rechters gewezen vonnis in de zaak van Amboina de Engelse getuigen in hoger beroep mogen gaan ten overstaan van neutrale personen, bestaande uit enkele Engelsen en voor het merendeel uit heren van deze provincies.
HHM verzoeken hun gedeputeerden voor een tweede maal besprekingen met de ambassadeur te voeren. Ze moeten hem vragen of hij het laatste voorstel van resident Carlaton waarvan eerder is verhaald, onderschrijft. Zo ja, dan zullen de gedeputeerden verklaren dat HHM inzake de procesvoering rond Amboina toestaan het vonnis in deze zaak opnieuw te behandelen in een hoger beroep ten overstaan van enkele neutrale en onpartijdige heren. Het vonnis zal zonder voorafgaande communicatie bekend wordt gemaakt aan de ambassadeur.

1 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
2 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
3 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
4 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
5 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
6 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
7 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
8 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
9 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
10 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
11 Deze resolutie is gedeeltelijk door een klerk ingeschreven in S.G. 55.
12 Geïnsereerd in S.G. 3189. De tekst is ook gedrukt: Aitzema, S. & O. kwarto III, 184-185/folio I, 1017 (met een Nederlandse vertaling).