8
Z.Exc. en de
RvS
compareren.
Gelezen wordt
het advies van de RvS over de resolutie van HHM van 7 april inzake
de
executie van hun uitspraak van 28 okt. 1625 over de generale
middelen
van
Friesland.
Aangezien de
Staten van Friesland
niet hebben geantwoord op de vraag of zij de middelen nu wel of niet verpachten, zoals hun per brief d.d. 24 maart was verzocht, besluiten HHM nu conform het advies van de RvS de eerder naar Friesland afgevaardigde heren opnieuw te vragen naar deze provincie te gaan om aldaar de bovengenoemde uitspraak uiterlijk 12/22 april ten uitvoer te leggen. Dit zal de provincie worden geschreven met het verzoek de ordonnanties en verpachtingslijsten gereed te hebben. De gecommitteerde heren zullen overigens alles in het werk stellen de verpachting van de middelen in de steden en op het platteland per 1 mei in te laten gaan.
HHM verklaren de kwestie van de corporagelden, als de leden van de Staten dat willen, binnen vier maanden na de verpachting of zo veel eerder als met hen kan worden afgesproken, af te handelen.
Mocht zachte aandrang niet voldoende zijn, dan zullen de afgevaardigden van HHM met de hulp van stadhouder
Ernst Casimir en de bereidwillige leden van de provincie, de verpachting
doen executeren. De gedeputeerden zullen voorzien worden van
patenten
voor de nabijgelegen ruitercompagnieën die zij desnoods naar hun
goeddunken kunnen inzetten. Ook zal geschreven worden aan de
Admiraliteiten te
Amsterdam
, in
het
Noorderkwartier
elk één, en
aan het
College
te
Dokkum
om twee oorlogsschepen
gereed te
houden opdat de afgevaardigden van HHM die eventueel kunnen
inzetten.
Ook zullen deze schepen gebruikt mogen worden voor de aanhouding
van
personen, schepen en goederen van leden van de provincie die de
verpachting niet willen uitvoeren.