11/04/1626, 8

 
English | Nederlands

11/04/1626, 8

8 Z.Exc. en de RvS compareren. Gelezen wordt het advies van de RvS over de resolutie van HHM van 7 april inzake de executie van hun uitspraak van 28 okt. 1625 over de generale middelen van Friesland.
Aangezien de Staten van Friesland niet hebben geantwoord op de vraag of zij de middelen nu wel of niet verpachten, zoals hun per brief d.d. 24 maart was verzocht, besluiten HHM nu conform het advies van de RvS de eerder naar Friesland afgevaardigde heren opnieuw te vragen naar deze provincie te gaan om aldaar de bovengenoemde uitspraak uiterlijk 12/22 april ten uitvoer te leggen. Dit zal de provincie worden geschreven met het verzoek de ordonnanties en verpachtingslijsten gereed te hebben. De gecommitteerde heren zullen overigens alles in het werk stellen de verpachting van de middelen in de steden en op het platteland per 1 mei in te laten gaan.
HHM verklaren de kwestie van de corporagelden, als de leden van de Staten dat willen, binnen vier maanden na de verpachting of zo veel eerder als met hen kan worden afgesproken, af te handelen.
Mocht zachte aandrang niet voldoende zijn, dan zullen de afgevaardigden van HHM met de hulp van stadhouder Ernst Casimir en de bereidwillige leden van de provincie, de verpachting doen executeren. De gedeputeerden zullen voorzien worden van patenten voor de nabijgelegen ruitercompagnieën die zij desnoods naar hun goeddunken kunnen inzetten. Ook zal geschreven worden aan de Admiraliteiten te Amsterdam , in het Noorderkwartier elk één, en aan het College te Dokkum om twee oorlogsschepen gereed te houden opdat de afgevaardigden van HHM die eventueel kunnen inzetten. Ook zullen deze schepen gebruikt mogen worden voor de aanhouding van personen, schepen en goederen van leden van de provincie die de verpachting niet willen uitvoeren.