9
De
ambassadeur van Frankrijk compareert en laat een aan hem gerichte brief van de
koning lezen. Het betreft een
door de
Oost-Indische
Compagnie van
Dieppe tegen de
VOC
aanhangig gemaakte kwestie.
De inhoud
van
de brief is op schrift gesteld en ingeleverd1 met het verzoek om een schriftelijk antwoord.
In het eerste met Louis en - lager - met
Phelijpeaux ondertekende
deel van de brief d.d. Fontainebleau 6 mei, vraagt Z.M. de
Staten-Generaal zijn onderdanen tegemoet te komen volgens de door
D'Espesses uiteen te zetten details. In het
vervolgdeel
vraagt de ambassadeur HHM om een een
minnelijke schikking. Men moet dat los zien van het oordeel dat
op 20
juni 1625 in 's-
Gravenhage is geveld in de zaak
tussen
de Oost-Indische Compagnie te Dieppe en de VOC en dat de Franse
Compagnie niet geheel tevreden heeft gesteld. De schikking zou
eventueel tot stand gebracht kunnen
worden door
Langerack te machtigen
hierover in
Frankrijk met gecommitteerden van Z.M. te
onderhandelen.
HHM hebben gezegd de ambassadeur schriftelijk te zullen antwoorden. Een afschrift van de Franse tekst gaat naar de VOC voor een reactie waarin hetgeen is voorgevallen wordt weergegeven.
23/06/1626, 9
1
De in
het Frans gestelde brief
is geïnsereerd in
S.G.
3185.