14
De
koning van Denemarken schrijft d.d. Stade 6 april. Hij verleent credentie op
zijn raad
Sigismundus Buchner,
doctor in de
rechten.
Deze is vervolgens door de klerk in de vergadering uitgenodigd en
bij
de
deur
verwelkomd door de gedeputeerden. Buchner doet eerst mondeling en
daarna
schriftelijk zijn propositie wegens inning van 30.000
rijksdaalder voor de
prins van
Transsylvanië
en de achterstand in het subsidie. Ook vraagt hij hierin om
maritieme bijstand voor de bezetting van
de
Wezer.
1
Ten eerste brengt de Deense koning in herinnering hoe hij samen met de
koning van Groot-Brittannië in februari een bondgenootschap is aangegaan met vorst
Bethlen Gabor via zijn gezant
Mathias
Quad von Wikerodt. De Staten-Generaal hebben de Deense
koning toegezegd ter ondersteuning van de strijd vóór eind juni
30.000 rijksdaalder bij te dragen. Daarnaast zijn de
Staten-Generaal nog
30.000 rijksdaalder schuldig, te voldoen voor 1 mei aanstaande.
Dit
geld ziet men gaarne overgemaakt naar
Venetië
aan
de vorst van Siebenbürgen [Gabor], in mindering van het restant.
Hoe eerder dit kan worden gedaan, hoe beter. HHM zijn de koning al
met al nog het nodige geld schuldig. De inzet van het Sleeswijkse
leger
heeft hem bovendien nog meer geld gekost. Deze dappere soldaten
hebben
weliswaar de vijand afgeleid, maar zij kunnen niet langer aan het
lijntje worden gehouden. Z.M. verzoekt geld voor de werving van
enkele officieren en het overschot per wisselbrief op
Hamburg over te maken. De blokkade van de
Wezer doet de vijand nog verdere afbreuk. De
koning
laat reeds
diverse forten aanleggen en verzoekt HHM enkele schepen ter
beschikking
te stellen. Aangezien het hier een gezamenlijke actie betreft,
vertrouwt de koning erop dat HHM hem vanwege de goede onderlinge
banden
zullen bijstaan.
HHM antwoorden de propositie te zullen bestuderen en spoedig te zullen reageren.
04/05/1627, 14
1
De in het Duits gestelde propositie is geïnsereerd in S.G. 3186.