16/11/1627, 8

 
English | Nederlands

16/11/1627, 8

81 Het beraad over de beveiliging van de zee wordt voortgezet. HHM bespreken de manier waarop de Admiraliteiten hun sinds het aflopen van het Bestand ontstane schulden van 4.600.000 gld., afgezien van de schuld van 3.000.000 gld. op rente, kunnen kwijtraken en hoe de Admiraliteiten geholpen kunnen worden om de 35 schepen, vijf jachten en vijf fregatten voor 1628 uit te rusten.
Om de schulden af te lossen zal door brieven en afvaardigingen alles in het werk worden gesteld de restanten van de subsidies van 1622 tot en met 1626, van de uitrusting van de twee bij de Engelse schepen gevoegde vloten en van het voor 1627 goedgekeurde miljoen en de onlangs door de RvS eveneens voor 1627 gevraagde 800.000 gld. onmiddellijk te laten betalen. Deze bedragen ongeveer 2.100.000 gld. De resterende schuld zal over de provincies gerepartieerd worden en er zal op worden aangedrongen dat de provincies de betaling overnemen en ervoor instaan. De gecommitteerden uit de provincies beloven hieraan te werken. Zij zullen zo spoedig mogelijk een resolutie van hun principalen hierover verkrijgen en deze op 1 feb. 1628 inbrengen.
De schuld van 3.000.000 wordt voorlopig op de oude voet voortgezet. Om deze af te lossen zullen als eerste de contributies van het Land van Gulik [Jülich] gebruikt worden, waarop het geld voor de keurvorst van Brandenburg wordt gelicht en die ten laste van de Admiraliteit te Amsterdam zijn geassigneerd, alsmede het geld dat uit Frankrijk wordt verwacht voor de vloot onder luitenant-admiraal De Haultain die de koning gediend heeft. Hiertoe zullen de genoemde contributies met kracht gevorderd worden. Over de manier waarop zal de RvS met Z.Exc. spreken teneinde de executie zo spoedig mogelijk uit te voeren. De gezanten naar Frankrijk zullen zich ervoor inspannen het geld voor de vloot te krijgen.
Vanwege de uitrusting van de schepen voor 1628 en de andere lasten van de Admiraliteiten is 2.500.000 gld. meer nodig boven de gebruikelijke inkomsten van de konvooien en licenten.
HHM laten de RvS voor de oorlog te water in 1628 een petitie van 2.000.000 gld. doen. De RvS moet verzoeken dat niet alleen dit bedrag wordt ingewilligd maar ook dat er maandelijks een twaalfde deel wordt opgebracht en een staat van de betaling wordt geleverd. Hiertoe worden maandelijks decharges van een twaalfde deel gemaakt en naar de provincies gestuurd. Opdat de provincies voortaan van dergelijke grote subsidies verschoond blijven, verzoeken HHM hun gecommitteerden te adviseren over de middelen waarmee het inkomen uit de konvooien en licenten het meeste wordt bevoordeeld en wat het beste gedaan kan worden ter nakoming van de plakkaten. De gecommitteerden moeten er met name voor zorgen dat de Admiraliteiten dezelfde maatstaf gebruiken bij de rechtspraak, conform de plakkaten, dat het plakkaat over de zuivering van de binnenlandse paspoorten strikt wordt gehandhaafd, dat de pachters van de konvooien en licenten in hun pacht worden begunstigd en met die van de VOC worden geliquideerd en dat verder alles ten gunste van het inkomen wordt gedaan.
De gecommitteerden moeten ook adviseren over een doorlopend middel waarmee het tekort aan inkomsten van de Admiraliteiten kan worden aangevuld. Het overleg hierover moet meteen van start gaan en de maatregelen moeten voorbereid worden opdat de provincies ertoe gebracht worden des te eerder met de subsidies in te stemmen.
HHM stemmen ermee in dat hun gecommitteerden met de aanwezige gedeputeerden van de Admiraliteiten een staat van oorlog te water zullen opstellen waarin alles vermeld staat wat voor de uitrustingen vereist wordt. Deze staat moet ter vergadering van HHM worden ingediend.

1 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 52.