1
Vice-admiraal
Jasper Lieffhebber compareert en bericht op 12 aug. de tegelijk met zeven
andere schepen uitgevaren kapitein
Michiel
Romboutsz. uit Oostende te hebben aangeklampt. Onder
dreiging
van zijn geschut heeft Lieffhebber Romboutsz. gedwongen zijn vlag
te
strijken
en zich over te geven, zonder de belofte om iemand te sparen.
Terwijl hij
zijn
boot verplaatste, heeft kapitein
Peckius met een schip van Lieffhebbers eskader
het schip van Romboutsz. aan boord gelegd en op vier na alle
gevangenen
overgenomen. Hiermee is Peckius de
Maas
opgevaren,
hoewel de vice-admiraal hem dit had verboden. Peckius was gelast de
gevangenen aan hem over te dragen en vervolgens zee te kiezen om de
overige
vijandelijke schepen te helpen bestrijden.
Van de gevangen officieren en matrozen heeft Lieffhebber vernomen dat zij met de genoemde acht schepen naar het
Scheurtje
[Kanaal van Mardijck] voor
Duinkerke wilden varen. Met de daar
gereedliggende schepen zouden zij gezamenlijk de visserij
verwoesten.
Op advies van Z.Exc. laten HHM kapitein Peckius onmiddellijk naar 's-
Gravenhage komen. Verder gelasten zij de aanwezige Admiraliteitscolleges
om alle voor de kust van
Vlaanderen, het kruisen
en de
bescherming van de grote visserij bestemde schepen zo spoedig
mogelijk
op zee te sturen. Daar moeten de schepen conform de resolutie van 8
aug. de vijand bestrijden. Ook moet de commandeur van de grote
visserij
op de hoogte worden gebracht van het vijandelijke plan en
opgedragen
worden indien mogelijk de tot zijn beschikking staande schepen bij
de
andere te
houden. De schepen langs de kust van Vlaanderen moeten de vijand
aanvallen zodra deze op zee komt en de commandeur bijstaan.
Vervolgens wordt deze resolutie meegedeeld aan de binnengekomen afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges te
Rotterdam
en in het
Noorderkwartier
. Voor zover de resolutie op hen van toepassing is, moeten zij deze zo spoedig mogelijk uitvoeren.