16/09/1628, 3

 
English | Nederlands

16/09/1628, 3

3 Burgemeester Schonenborch en syndicus Winshemius van de stad Groningen compareren en dienen namens hun lastgevers een verzoek in.
1 Op 26 juli hebben de gedeputeerden van de Ommelanden een geschrift tegen de stad Groningen ingediend, bestaande uit twintig verschillende eisen. Enkele daarvan bevatten weer verschillende eisen, zodat het feitelijk 38 verschillende punten zijn. HHM hebben bepaald dat die van de stad daarop binnen zes weken zouden moeten antwoorden, welke termijn vandaag is verstreken. Hoewel de lasthebbers liever deze onenigheid zouden oplossen, zoals zij vorig jaar hebben bewezen, hebben zij nog geen antwoord kunnen opstellen. Na de insinuatie en de beschikking van HHM is immers de Landdag van Groningen geweest, waardoor de lastgevers tot op de dag van het vertrek van Schonenborch en Winshemius bezig zijn geweest. Zij verzoeken de termijn met zes maanden na heden te verlengen en beloven dan een antwoord gereed te hebben. Deze extra tijd hebben zij nodig om de 38 eisen en nog veertien à vijftien punten van de stad zelf te behandelen. Als voor elk van deze in totaal ruim vijftig punten slechts drie dagen wordt uitgetrokken, dan kost dat vijf maanden. Vanwege het belang van de kwesties kan er niet overhaast gewerkt worden.
Verder berichten de afgevaardigden dat er bij de uitvoering van het in het voorjaar genomen besluit inzake de belastingen conflicten zijn gerezen tussen stad en Ommelanden. Dit betreft met name de voet en manier waarop de huizen op het platteland moeten worden verpond, het opstellen van de lijst van de rondemaat en de begunstiging van de heffing op het gemaal. Hierover moet nodig een besluit worden genomen zodat de provincie Groningen in staat zal zijn haar consenten op te brengen. De afgevaardigden verzoeken om een datum vast te stellen waarop over de geschillen zal worden besloten of om hiertoe gecommitteerden te sturen.
Voordat HHM hierover besluiten, worden de retroacta over deze kwestie nagekeken.

1 Het verzoek is geïnsereerd in S.G. 3187.