10
In een memorie meldt commissaris
Hoogenhouck bij zijn vertrek uit
Glückstadt het
garnizoen daar op 3.880 man te hebben gelaten. Hij heeft echter
begrepen dat er sindsdien meer soldaten naartoe zijn gestuurd en
dat er
ook nieuwe troepen in naam van de
Deense
koning mogen worden aangenomen. Hoogenhouck vraagt HHM
hem
een bevel te geven om dit bij de betaling van de troepen in
Glückstadt te kunnen navolgen en een akte hiervan waarmee hij
zich kan
vrijspreken tegenover de officieren van de koning.
HHM geven de memorie aan de RvS. Na hierover te hebben besproken met Z.Exc. moet de Raad adviseren over het opstellen van de verzochte akte.