12/01/1629, 11

 
English | Nederlands

12/01/1629, 11

111 HHM resumeren de resoluties d.d. 14 aug. 1627 en 9 maart 1628 op de declaraties van dr. Pijnacker en ze horen het rapport van de gecommitteerden in deze zaak.
HHM zijn van mening dat de declarant genoegen moet nemen met de eerste zeven punten van de resolutie d.d. 9 maart 1628. Alleen in het achtste en het tiende punt worden wijzigingen aangebracht. Op het achtste punt zal hij bovenop de reeds toegekende acht maanden traktement nog vijf en een halve maand à 300 gld. per maand ontvangen, dus 1.650 gld. Daarnaast worden de 10 realen uit het tiende punt alsnog toegekend aan de declarant. De 610 realen die hij nog wenst te ontvangen voor de 61 Nederlanders die hij naar eigen zeggen vrijgekocht heeft boven de in de declaratie toegekende 85 personen, worden hem geweigerd. HHM besluiten Pijnacker daarbovenop 36 gld. terug te betalen aan briefport en 900 gld. voor de getrooste moeite en het tijdverlies sedert zijn terugkomst in de Republiek.
Alles samen gerekend ontvangt de declarant nu 2.685 gld. bovenop de 14.986 gld. 8 st. die hem in de resolutie van 9 maart 1628 was toegekend. De uitbetaling van het totaalbedrag, te weten 17.671 gld. 8 st., onder aftrek van de reeds van de Admiraliteit te Amsterdam of de Directeurs van de Levantse Handel ontvangen gelden, dragen HHM op aan de Admiraliteit te Amsterdam, die daarvoor haar lastgelden moet aanspreken.
Voor het vrijkopen van 27 Fransen voert Pijnacker een bedrag van 7.294 realen van achten op, maar de uitgaven worden niet met de signatuur van de agent bekrachtigd, zoals hem was opgedragen. Wel ontvangt hij voor het rantsoen 3.927½ realen van achten en 100 realen aan geld voor eten en drinken. Zij onthouden hem dus 45 realen per persoon totdat hij zijn uitgaven in deze voldoende bewezen heeft. De overige punten betreffende kleding, quarantaine en reisgeld worden afgewezen. De 4.027½ realen zullen door de ontvanger-generaal worden betaald, onder aftrek van het reeds betaalde.

1 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 54.