2
HHM lezen de brief van de RvS d.d. 's-Gravenhage 15 feb. 1629, over het rapport van thesaurier-generaal
Van Goch. Goch rapporteerde te zijn opgeroepen ter
vergadering van HHM waar de heren van
Holland
hadden meegedeeld dat de
Staten van
Holland
van de monstercommissarissen geen rollen
ontvingen
en
dat een aantal compagnieën al enige tijd niet meer
gemonsterd had. De Staten van Holland drongen aan op
maatregelen. De monstercommissarissen zou geschreven moeten worden
de
rollen aan de betaalmeesters op te sturen, en aanbevolen
naarstig en punctueel de instructie op hun ambt en de eed aan het
land
na te volgen en eens per maand in hun kwartier te monsteren ten
overstaan van iemand uit de magistraat, met wie de rollen ook
gesloten
en mede-ondertekend moeten worden. De rollen zouden daarna
terstond
in tweevoud naar de Staten moeten worden gezonden, die dan op hun
beurt
één exemplaar naar de betaalmeesters doorsturen. De
monstercommissarissen moeten ervoor zorgen de rollen nauwkeurig te
sluiten, met duidelijke vermelding van plaats en tijd van de
monstering. Verder mogen geen zonen van ritmeesters of kapiteins
(echte of onechte) bij de ruiterij ingedeeld worden en ook mogen
geen
burgers, dagloners of jongeren aangemonsterd worden.
Volgens de RvS is het doorsturen van de rollen naar de betaalmeesters conform de wens van de Staten van Holland, strijdig met twee brieven die zij zelf in juni en juli 1626 naar HHM hebben geschreven. Daarvan zijn duplicaten bijgevoegd. Daarin wordt voorgesteld de rollen in de RvS door de gedeputeerden van Holland en andere provincies te laten bestuderen en sluiten, waarna ze geparafeerd worden opgestuurd naar de provincies. Dat zou alle argwaan wegnemen en de provincies tevreden stellen. Na overleg hebben de gedeputeerden van Holland deze brief alsmede de duplicaten meegenomen om nader te bespreken.