07/03/1629, 5

 
English | Nederlands

07/03/1629, 5

5 De aanwezige Willem Bontius, schout van Leiden, verklaart HHM dat hij enige tijd geleden de magistraat had meegedeeld dat de banneling Johannis Arnoldi Corvinus in Leiden was gesignaleerd. De magistraat heeft de genoemde Corvinus daarop ontboden. Op de vraag of hij de akte van stilstand d.d. 15 juni 1623 voor de terugkerende uitgewezen predikanten had getekend, antwoordde deze ontkennend. Hij liet weten dat hij van het Hof van Holland toestemming had gekregen om als advocaat in 's- Gravenhage te werken. In die hoedanigheid had hij de voor alle in 's-Gravenhage werkzame advocaten geldende eed afgelegd. De tekst van die eed was op zijn promotiebrief geëndosseerd. Hij had op een soortgelijke document als de bewuste akte van stilstand de eed gedaan, zonder deze akte zelf ooit ondertekend te hebben. Om persoonlijke redenen was en is hij niet voornemens dit te doen. Daarop werd hij gevangen gezet. Men heeft hem verschillende keren voorgehouden dat hij uit de gevangenis ontslagen zou worden als hij de akte ondertekende, wat hij echter keer op keer weigerde.
De schout vraagt HHM om de premie voor de arrestatie van verbannen predikanten conform het plakkaat en hem te zeggen waar hij de arrestant heen moet brengen.
Een beslissing wordt door de gedeputeerden van Holland opgehouden.