5
De aanwezige
Willem Bontius, schout van Leiden, verklaart HHM dat hij enige
tijd geleden de magistraat had meegedeeld dat de banneling
Johannis
Arnoldi
Corvinus in
Leiden
was gesignaleerd. De magistraat heeft de genoemde Corvinus daarop
ontboden. Op de vraag of hij de akte van
stilstand d.d. 15
juni 1623 voor de terugkerende uitgewezen predikanten had getekend,
antwoordde deze ontkennend. Hij liet weten dat hij van het
Hof van
Holland
toestemming had gekregen om als advocaat in
's-
Gravenhage te
werken. In die hoedanigheid had hij de voor alle in 's-Gravenhage
werkzame advocaten geldende eed afgelegd. De
tekst
van
die eed was op zijn promotiebrief geëndosseerd. Hij had op een
soortgelijke document als de bewuste akte van
stilstand de eed gedaan, zonder deze akte zelf ooit ondertekend te
hebben.
Om persoonlijke redenen was en is hij niet voornemens dit te
doen.
Daarop werd hij gevangen gezet. Men heeft hem verschillende
keren voorgehouden dat hij uit de gevangenis ontslagen zou
worden
als hij de akte ondertekende, wat hij echter keer op keer
weigerde.
De schout vraagt HHM om de premie voor de arrestatie van verbannen predikanten conform het plakkaat en hem te zeggen waar hij de arrestant heen moet brengen.
Een beslissing wordt door de gedeputeerden van
Holland opgehouden.