4
Het doet HHM verdriet te vernemen dat stadhouder graaf
Ernst Casimir van Nassau gezegd zou hebben dat de
prins van
Oranje
de gereformeerde religie en de regering van de Republiek wil
veranderen, tegen zijn commissie in. Z.Exc. zou de arminianen, die
het
land willen uitleveren aan de
koning van
Spanje,
laten voortbestaan en hen zelfs bevoordelen.
De vergadering besluit de gedeputeerden die Z.Exc. moeten gelukwensen op de komende veldtocht, op te dragen hem te verzekeren dat HHM tevreden over hem zijn en over wat hij doet voor het land, zijn regering en zijn inwoners. HHM hopen dat de graaf zich deze woorden niet heeft laten ontvallen, maar toch dragen zij dezelfde gedeputeerden op om hem hierop aan te spreken en te zeggen dat HHM zeer misnoegd zijn over deze woorden. Zij moeten de graaf wijzen op de problemen die dergelijke uitspraken kunnen veroorzaken en hem vermanen zich te houden aan zijn verplichtingen ten opzichte van Z.Exc. Indien de graaf zich tegenover hen voor het gebeurde excuseert, dan moet hij dat ook doen tegenover Z.Exc. Hij moet diens vertrouwen in en goede verstandhouding met hem herstellen. Indien de graaf echter toegeeft deze woorden gezegd te hebben en bij deze uitspraken blijft, dan moeten zij hem antwoorden dat HHM genoodzaakt zijn hun autoriteit aan te wenden. De Republiek kan immers niet toestaan dat Z.Exc., de aanzienlijkste persoon van de regering in de ogen van de regenten en de bevolking, zo besmeurd wordt. De gedeputeerden wordt uitdrukkelijk verzocht deze resolutie geheim te houden.1
Rantwyck,
De Bye,
Noortwyck,
Bas,
Beaumont,
Ploos,
Veltdriel en
Haersolte worden gecommitteerd om
Z.Exc. succes
te
wensen op de komende veldtocht. Zij worden tevens gelast hem op
de
hoogte te brengen van de secrete resolutie, deze morgen genomen,
aangaande de beweringen van graaf
Ernst Casimir van Nassau ten
nadele van Z.Exc.
23/04/1629, 4
1
Door een klerk ingeschreven in S.G. 3906.