11
HHM lezen de door de gedeputeerden van de synodes van
Gelderland en
Zuid-Holland ingediende
remonstrantie die eerder mondeling is gedaan. Zij verzoeken HHM ten
eerste de stad 's-
Hertogenbosch, de daaraan
onderhorige dorpen en met name de kerkgebouwen en straten van
alle
pauselijke afgoderij en beelden te zuiveren. Ten tweede vragen ze
HHM
de stad en dorpen naar Gods heilige woord te voorzien van tenminste
acht zedige en vrome predikanten om deze stad enkele maanden te
bedienen. Deze mogen niet tegelijk worden heengezonden; vier van
hen
moeten de aankomst van vier anderen afwachten. Dit alles heeft het
aankweken van een kerk tot doel. Daarna zullen met volledige
kennis van
zaken en conform de kerkordening bekwame, zedige en de gemeente
welgevallige predikanten worden beroepen. Ten derde zullen de
geestelijke
goederen niet tot nadeel maar tot voordeel van de kerken worden
gebruikt. Daarom moet de verpachting van landen niet aan de
geestelijkheid worden overgelaten, maar moeten HHM deze strak in
de
hand houden en moeten ze na het registreren van de goederen, vrome
gereformeerde personen tot rentmeesters benoemen.
De gedeputeerden worden voor hun werk, ijver en goede raad bedankt. Aan de hoogschout en schepenen van 's-Hertogenbosch zal geschreven worden de kerkgebouwen en straten in de stad van alle beelden en pauselijk bijgeloof te ontdoen. Op het tweede punt verklaren HHM dat in de bediening van de kerk te 's-Hertogenbosch door uitlening van vier predikanten naast predikant
Coenradus op 18 sept. al werd voorzien. Van hetgene te
's-Hertogenbosch en op het platteland te zijner tijd nog nodig
zal
zijn, zal goede notie worden genomen. Op het derde punt
machtigen
HHM de RvS alle comptabelen van de geestelijke goederen en
verder
alle anderen die het aangaat, aan te zeggen HHM de originele
boeken,
registers en documenten van de geestelijke goederen te
overhandigen. Ook dienen zij de namen van de geestelijken op te
doen
tekenen die in
kracht van de verleende punten en artikelen het vruchtgebruik
daarvan
genieten, almede de namen van de nonnen en andere vrouwelijke
geestelijken die hun leven lang uit de inkomsten van hun kloosters
zullen worden onderhouden.