18
Ter vergadering compareren
Cappelle en
Oenema, raden van State,
en
ontvanger-generaal
Doublet. Ze
verzoeken HHM
terstond opdracht te geven de
compagnieën te betalen die door
Gelderland
en
Overijssel
in de repartitie zijn
afgewezen:
de compagnieën cavalerie van
markies van
Rouillac en infanterie van
Croismare,
Malaguet en
anderen. Ze verklaren ten eerste dat de ontvanger daarvoor geen
geld
heeft. Ten tweede verzoeken ze HHM naar het leger bij
's-
Hertogenbosch
150.000 gld. te sturen en een flinke som naar het leger van graaf
Ernst
Casimir. Ten derde vragen ze HHM het geld te
verzorgen voor de aanbestede fortificatiewerken aan de stad
Wezel en ten vierde om geld voor de vuurroers van
kapitein
Mangelman, alsmede voor
de musketiers
van
kapitein-drossaard
Quaedt, met
wier afdanking
HHM
hebben ingestemd.
HHM besluiten op het eerste punt dat de RvS dient te overleggen uit welke middelen de genoemde compagnieën betaald moeten worden. Op het tweede punt wordt de RvS verzocht er schriftelijk bij Gelderland,
Utrecht
en Overijssel op aan te dringen hun quoten in de legerlasten te verschaffen. Daaruit zullen beide legers worden betaald. Daarnaast moeten de provincies Gelderland en Utrecht worden gemaand het resterende bedrag van de 150.000 gld. te voldoen die door ieder extraordinaris zijn beloofd voor de lichting van twaalfduizend man in het voorjaar. Op het derde punt wordt de ontvanger-generaal gemachtigd om 16.000 gld. op rente te lenen ter betaling van de fortificatiewerken te Wezel. Daarvoor zal hem een passende akte worden verstrekt. Op het vierde punt machtigen HHM de RvS om ter afdanking van de vuurroers van Mangelman en de musketiers van Quaedt een gedeelte te gebruiken van het resterende geld van de 400.000 gld. die door de
WIC
op rente aan het land zijn verschaft. Echter, Quaedt moet eerst bewijs leveren van de last waarop hij de musketiers heeft gelicht. Blijft hij op dat punt in gebreke, dan zal hij niet worden betaald omdat Z.Exc., de RvS en de gedeputeerden te velde voor 's-Hertogenbosch eerder afzonderlijk hebben verklaard niet af te weten van de lichting van Quaedt.