Godard Adriaen van Reede van Amerongen aan Johan de Witt, 14 november 1665
 
 
Transcriptie
Mijnheere,
Ick hebbe heden acht dagen mijne aenkompste tot Leeuwarden in Vriesland haer Ho[og] Mo[gende] genotificeert, te gelijck de tegenspoed die ick op weg hebbe gehad. Tsedert heeft het mij door continuatie
van het ongestuymige weer ende dat ik de zee hadde te passeren tot hier toe niet beter gegaan, sulcxdat ik eerst gisterenavond heel laet voor dese stad ben aengekomen, alwaer ick heden d'eer
hebbe gehad aen [den] heeren Burgemeesteren sommierlijck te rapporteren wat mij in mijne negotiatie in Deenmareken is ontmoet.
Mijn schip, hetwelcke ik op de Watten hadde verlaten, met mijn gevolg, peerden ende bagage, is noch niet tevoorschijn gekomen, soodat ik grootelijcx duchte of het wel mochte verongeluckt sijn:
ik bevinde mij hier alleen met een dienaer sonder bagage, sulcx ik genoodsaeckt ben het noch heden ende morgen in te wachten, soo het langer vertouft, sal ik mij echter op maendag na Den Hage vervangen,
alwaer ick hope dâeer te hebben van U Wel Ed. Gest. mondeling te versekeren van mijnen geringen dienst, als sijnde,
Mijn heer,
U Wel Ed. Gest. oodtmoedigen dienaer
Amerongen
Amsterdam, den 4/14 9[ber] 1665
Toelichting
Godard Adriaen van Reede van Amerongen (1621-1691) was een ervaren ambassadeur. Hij maakte veel reizen voor de Nederlandse Republiek, bijvoorbeeld als extraordinaris ambassadeur naar Denemarken in 1655, naar Zweden in 1656, en naar Zweden en Polen in 1657. Ook bezocht hij in 1660 Spanje, als onderdeel van het eerste gezantschap na de Tachtigjarige Oorlog dat door de Hollanders werd gestuurd. In zijn gezelschap bevond zich Lodewijk Huygens (1631-1699), zoon van Constantijn Huygens (1596-1687). Deze schreef een dagboek tijdens de reis, dat bewaard is gebleven en in 2005 is uitgegeven.(1)
Na een bezoek aan Aken in 1663 volgden een tweede en derde reis naar Denemarken in 1665 en 1667, de periode van de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, waarin Denemarken samen met Frankrijk een bondgenoot van de Republiek was. Bij zijn eerste reis wist Godard zeven belangrijke verdragen te regelen en bij zijn tweede reis de uitrusting van verschillende schepen.(2) Hij ontving in deze periode zelfs de Orde van de Witte Olifant, de hoogste Deense ridderorde. Hierop volgden twee bezoeken aan Brandenburg in 1672 en 1679. Tijdens zijn reizen schreven Godard en zijn vrouw, Margaretha Turnor (1613-1700), elkaar veel brieven, waarvan er zo'n 300 bewaard zijn gebleven.(3) Godards laatste reis was in 1691, toen hij op zeventigjarige leeftijd opnieuw naar Denemarken vertrok. Hij overleed tijdens dit bezoek, in Kopenhagen.(4)
 
 
Godard had een goede reputatie vanwege zijn succesvolle reizen voor de Republiek. Bij zijn portret, van de hand van de Friese schilder Jurriaen Ovens (1623-1678), werd zelfs een lofdicht geschreven door Vondel (1587-1679). Hij schreef het voor Godards reis naar Spanje in 1660, en gaf het de Latijnse titel Claraque in Luce Refulsit (En hij schitterde in helder licht):
Uit alles blijkt dat Godard een doorgewinterd reiziger was en hij moet veel hebben meegemaakt op zijn tochten. Bovenstaande brief, geschreven tijdens zijn terugreis uit Denemarken in 1665, toon echter aan dat een ongeluk in een klein hoekje kan zitten. Soms kan zelfs alle ervaring van de wereld je niet helpen. Op 14 november 1665 beschrijft Godard hoe hij eindelijk in Amsterdam is aangekomen na een tussenstop in Leeuwarden. Alles zit tegen: het weer is verschrikkelijk, wat zijn reis al bemoeilijkte, en nu is ook nog zijn schip onvindbaar. Godard vreest zelfs dat het vergaan is. Daar zit hij dan in Amsterdam, zonder zijn bagage en paarden, en met maar één dienaar. Hij blijft echter professioneel, en belooft Johan de Witt niet te lang te wachten op zijn bagage en paarden: hij zal uiterlijk maandag naar Den Haag te komen om verslag uit te brengen. Of Johan op Godards brief heeft gereageerd is onduidelijk, want in zijn minuten is geen reactie vermeld. Ook zullen we nooit weten of Godard zijn bagage en paarden nog terug heeft gekregen. Zijn eerstvolgende brief dateert van een maand later.
Roosje Peeters, 13 mei 2017
- (1) Maurits Ebben, Lodewijck Huygens' Spaans journaal. Reis naar het hof van de koning van Spanje, 1660-1661 (Zutphen 2005).
- (2) In de bronnenuitgave van Hendrick Scheurleer zijn zes brieven van Van Reede van Amerongen aan Johan de Witt en twee reacties van De Witt opgenomen. Deze zijn allemaal geschreven tijdens Godards reis naar Denemarken in 1667. Hendrick Scheurleer, Brieven, geschreven ende gewisselt tusschen den Heer Johan de Witt [...] behelsende de negociatiën van de heeren G. van Slingelandt, P. Vogelsangh, P. de Hubert, W. van Haeren, I. van den Honert, J. IJsbrandts, N. Heyns, G. van Reede van Ameronge, in Sweden, in Denemarcken ende in Poolen, deel 6. (Den Haag 1725).
- (3) Utrechts Archief: Archief van het huis Amerongen, inv. nr. 2722-2728, Brieven gericht aan Godard Adriaan van Reede afkomstig van zijn echtgenote Margaretha Turnor, 1667-1691; inv. nr. 3152.
- (4) Zie ook: O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers residerende in het buitenland 1584-1810 (1976), 203.
- (5) De werken van Vondel, deel 9 (1660-1663), p. 259.