Cornelis de Witt aan Johan de Witt, 11 juni 1667
 
 
Transcriptie
Mijnheer ende broeder,
Ick hebbe niets te voegen bij 'tgene wij huyden aen haer Ed. Groot Mo. geschreven hebben, vermits de clercquen noch niet sijn aengecomen, kan ick de brieven ende andere depesches niet ten genoegen doen copiëren. Wij hebben gisteren geschreven aen haer Ho. Mo., maer geen duplicaet van onse missive aen haer Ed. Groot Mo. connen affsenden, gelijck ick op huyden van de missive aen haer Ed. Groot Mo. geaddresseert geen dubbelt aen haer Ho. Mo. gesonden hebbe. Versoeckende gansch gedienstelijken dat uw Ed. deselfve respectivelijcken aen de eene ende andere gelieve te communiceren ende dienaengaende mijne excuse in behoorlijcken termen te doen. Wijders d'heeren Gecommitteerde Raeden uut mijnen naeme gedienstelijcke te bedancken voor desselver vigilanten ende ijver in het uutpressen van de landtmilitie aengewendt; hier vallen sooveel acten ende depeschen daegelijx te communiceren dat de clercquen geen tijdt hebben om te connen rusten; Ick blijve, etc.
In 's landts schip De Seven Provinciën, leggende ten ancker op Schoonevelt, Westcappel Oost Z.O. van ons, desen 11e juni 1667
 
Toelichting
Deze brief maakt deel uit van een grote reeks documenten uit het archief van de familie De Witt Beijerman die betrekking hebben op Cornelis de Witt, broer van raadpensionaris Johan de Witt. Zo ook een veertiental brieven die Cornelis aan zijn broer in Den Haag schreef tijdens de Tocht naar Chatham, waarvan Cornelis deel uitmaakte.
De originele brieven die Cornelis uiteindelijk aan Johan heeft verzonden, zijn niet bewaard gebleven. De bewaarde brieven zijn afschriften. Zij laten ons de Tocht naar Chatham vanuit het oogpunt van Cornelis beleven. Lees het blog voor een uitgebreidere toelichting op deze brief en de andere brieven die Cornelis tijdens zijn verblijf aan boord van de Zeven Provinciën schreef.
 
De Hollanders steken Engelse schepen in brand tijdens de tocht naar Chatham 20 juni 1667, Jan van Leyden 1669. Rijksmuseum AmsterdamMarinka Joosten, 1 juni 2017
Noten
(1) De brief wordt ook (gedeeltelijk) vermeld in de bronneneditie: Brieven aan Johan de Witt, deel 2 1660-1672, eds. Robert Fruin en N. Japikse (Amsterdam 1922), 317-318.