Tijdens het werk aan de brieven van Johan de Witt komen we vaak bijzondere zaken tegen. Dat kunnen noemenswaardige personen zijn, vreemde voorvallen, persoonlijke voorvallen, opvallende materiële zaken, enzovoort. Vooruitlopend op de lancering van de database met de correspondentie van Johan de Witt zullen we hiervan via blogpagina's en tweets regelmatig melding maken. Volg ons daarom ook via Facebook: Johan de Witt NL, Instagram en Twitter: @JohandewittNL.
 
De 'quade humeuren' van ambassadeur Nieupoort
 
Het leven van een ambassadeur in het buitenland was niet altijd even gemakkelijk. Vaak was het een eenzaam bestaan, geïsoleerd van het vaderland en de familie. Voor Johan de Witt was het contact met de vele ambassadeurs van de Republiek essentieel, omdat ze hem op de hoogte hielden van de ontwikkelingen in het buitenland. Een van deze ambassadeurs was Willem Nieupoort (1607-1678). Hij werd in 1653 uitgezonden naar Engeland, tijdens de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654). Samen met de gezanten Hieronymus van Beverningh, Allard Jongestal en Paulus van der Perre kreeg hij de opdracht om over de vrede te onderhandelen, wat in april 1654 resulteerde in het Verdrag van Westminster. De Republiek haalde opgelucht adem en de ambassadeurs werden feestelijk onthaald. Willem Nieupoort ontbrak echter; hij bleef eenzaam achter in Londen om nog een nieuw scheepvaartverdrag te sluiten.(1) De Nederlanden waren bij het Verdrag van Westminster namelijk gedwongen om de Engelse voorwaarden voor de vrede te aanvaarden, inclusief de erkenning van de Akte van Navigatie uit 1651. Dit sloot de Republiek uit van handel met Engeland.
Vrede van Westminster in 1654, 15 april 1654, anoniem, 1654, Rijksmuseum. 
Terwijl Nieupoort in Londen verbleef, schreef hij veel brieven naar Johan de Witt en de Staten van Holland; alleen al aan de raadpensionaris waren dit er ruim driehonderd.(2) Uit al deze brieven blijkt dat het leven hem daar zwaar viel. Telkens verzocht hij weer of men zijn terugkeer kon bespoedigen, zodat hij thuis in het vaderland orde op zaken kon stellen:(3)
'Ende ick houde my verseeckert, dat niemant soude willen genoeghsaem twee hele jaeren sijn eygen particuliere affairen laeten dryven, ende buyten syn huys gescheyden van syne vrienden.'(4)
In plaats daarvan was hij 'in gestadigen onrust altydt met vreemde menschen' en versleet hij zijn leven 'in dickmaels vreemde humeuren'. In juni 1655 vertrok zijn vrouw Anna van Loon (1609-1687) alvast naar het vaderland, waar ze haar vader en jongste kinderen kon bezoeken. Ook zou ze daar proberen 'om met behulp van vrienden haer Ed. Groot Mog. souden konnen bewegen, om my mede eens uyt dese sorge ende moeylyckheyt te verlossen'.(5) Johan de Witt beloofde dat hij niet zou nalaten om de vrouw van Nieupoort 'nae myn geringh vermogen met daet en raet te assisteren'.(6)
Fragment uit de brief van Johan de Witt aan Willem Nieupoort, 2 juli 1655. Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Overige Gezanten en Legatiearchieven Diversen, 1.10.110, 67.. 
Noodzakelijk doktersbezoek
Een snelle terugkeer naar de Republiek zat er ondanks zijn vele verzoeken niet in. Een jaar later, in maart 1656, verbleef hij nog steeds in Londen, waar hij inmiddels al naar de dokter was geweest vanwege zijn toenemende 'quade humeuren'. Blijkbaar was hij zo depressief geworden, wat zelfs tot lichamelijke klachten leidde, waardoor hij bang was voor een beroerte:
'Door het veel sitten met groote swaermoedigheydt soo lange van myne vrienden en domesticke gelegentheden gescheyden wesende, heb ik soo veel quade humeuren vergadert, dat ick (om een apoplexie met des Heeren genade voor te komen) my heb moeten onder doctoren handen geven, het welcke my God lof soo wel is bekomen, dat ick hoop in de aenstaande weeck weder bequam te sullen wesen, omme het bewuste werck van de marine ende anders te hervatten.'(7)
Ook al pakte hij zijn werk weer op, in juni schreef hij wederom een kort briefje naar Johan, waarin hij duidelijk liet merken dat het leven in Engeland te zwaar voor hem was:
'... ick hoop haest te sullen horen, dat haer Ed. Groot Mog. mede eenmael medelyden met my sullen hebben, ende my van dese slaverneye verlossen, gedienstelyk versoekende daer toe U Ed. gunstige directie, deselve verseeckerende, dat ick het alle de dagen myns levens sal soecken te erkennen.'(8)
Johan beloofde dat hij zijn best zou doen om te pleiten voor een spoedige terugkeer van Nieupoort, zodat hij zijn werk voort kon zetten in de Republiek.(9) Een meerderheid van de leden van de Staten van Holland had echter geen medelijden met hem. Zij waren van mening dat de onderhandelingen rond de zeevaart eerst resultaat moesten hebben en daarna zou hij pas terug mogen komen.(10) Nieupoort hoorde dit nieuws aan met 'hertgrondelycke droefheyt', beseffend dat hij geduld zou moeten hebben, want 'het is in in der waerheyt seer hardt ende voor my in het particulier seer nadeeligh; de goede God hoop ik, sal eghter een uytkomst geven'.(11)
Een PS van Nieupoort in zijn brief van 19 mei 1656 aan Johan de Witt waarin hij zegt dat hij graag positief bericht hoort over zijn 'thuiskomst'. Nationaal Archief, Den Haag, Johan de Witt, Raadpensionaris van Holland, 3.01.17, 1664.Tijdelijke absentie
Ondanks dit besluit bleef Nieupoort verzoeken sturen en hopen op een goede uitkomst. Hij gooide het alleen over een andere boeg en vroeg om een tijdelijke terugkeer, om orde op zaken te stellen en zijn familie weer te zien. Eén van zijn argumenten was dat hij beter mondeling verslag kon brengen, want 'de ervarentheyt van alle eeuwen uytwysende, dat mondelinge veel dingen beeter als schriftelyke konnen gerepresenteert werden'.(12) Verschillende leden van de Staten van Holland stonden hier positief tegenover, maar uiteindelijk wogen de nadelen op tegen de voordelen: de post in Londen kon niet onbezet worden gelaten, want dit zou de onderhandelingen schaden.(13) Diep teleurgesteld schreef Nieupoort terug:
'... het dunckt my hardt te wesen, onder reverentie, te sustineren dat de Post niet kan ledigh staen, ende dat ick daerom hier als aen een bandt moet gebonden blyven, ende myn eygen affairen tot myn merckelyk nadeel als laten dryven, ende het geselschap van Vader, Kinderen en Vrienden te moeten derven, ook is my de Post nevens anderen aenbevolen geweest, ende het is sonder exempel dat men iemant soo subytelyck heeft doen vertrekken, ende naederhandt soo langh uythoudt, in gestadige ongerustheydt ende bekommeringe: De Goede Godt hoop ick, sal een uytkomste geven, ende de herten van de Heeren bewegen, om my niet langer te vergen, het geene niemandt van deselve soude willen leyden.'(14)
In december 1656 kwamen de zaken in beweging. Van de Engelsen had Nieupoort eindelijk een concept van het traktaat van de marine ontvangen, dat hij snel doorstuurde naar de Staten. Helaas bleek dit valse hoop: het kwam het niet verder dan deze conceptversie. Cromwell weigerde om er nog aan mee te werken.
Terugkeer?
 
In juli 1657 was voor Nieupoort de maat vol. Inmiddels zat hij al drie jaar op zijn post in Londen, zonder dat hij één keer terug in de Nederlanden was geweest. 'Beweeghlycke brieven' uit Holland van zijn tachtigjarige schoonvader Hans van Loon (1577-1658) en van vrienden, over zijn lange afwezigheid die hem 'veel schade en naedeel' had bezorgd, haalden hem over om nu duidelijk te zijn richting de Hollandse regering.(15) Hij verzocht daarom nogmaals of Johan zijn 'middelaer' wilde zijn bij de Staten, die 'dickwmaels weynigh beweginghs heeft over een anders ongelegenheyt, ten sy het door goede Vrienden'. Helaas had Nieupoort geen vrienden bij de Staten, waardoor hij aangewezen was op de hulp van de raadpensionaris. Ook de Staten van Holland stuurde hij een uitgebreid verzoek met de redenen waarom hij terug wilde keren.(16) Eindelijk reageerden ze welwillend en stelden ze een resolutie op over zijn terugkeer. Johan voegde deze toe als bijlage in zijn brief van 7 september, met daarbij het dringende advies om ervoor te zorgen dat hij tenminste één positieve verklaring over het zeevaartverdrag kon meenemen naar de Republiek.(17) Nieupoort wilde nu zo snel mogelijk naar huis, maar kon het niet nalaten om zijn wensen over een waardig afscheid en een goede reis kenbaar te maken:
'Ick hoop ook dat haer Hoog Mog. myne overkomste toestaende, sullen gelieven te ordonneren, dat ick door een goet ende bequaem schip ter eeren van den Staet, soude mogen overgehaeldt worden, vermits de ordinaris Convoyers gemeenlyck volgepropt syn, van allerhande Passagiers, ende dat ick oversulcks ten aensien van soo veel Personen, als tot dese Ambassade behooren, andersints seer soude wesen geïncommodeert'.(18)
Voor zijn terugkeer kreeg hij echter nog een tegenslag te verwerken. De raadpensionaris meldde dat de Staten van Holland ontevreden over hem waren. Nieupoort moest het traktaat over de marine zo snel mogelijk regelen, wat hem 'seer verdrietigh' maakte 'dat haer Ed. Mog. soo tegens my syn ingenomen'.(19) Hij verlangde echter 'om by myne Vrienden te moge wesen, ende dat ick my met den aldereersten meen van hier nae het Vaderlandt vervoegen, ende dat myne Declaratie, God willlende, sal uytwysen dat ik myn eygen baedt in dese Commissie niet heb gesoght'. Na ruim drie jaar in Engeland kon hij eindelijk voor een korte tijd bij zijn familie en vrienden in Holland zijn. Halverwege 1658 vertrok hij opnieuw naar Engeland om in 1660 onverrichter zake terug te keren, behalve met de 'gryse haeren' die hij 'in 's Landts dienst' gekregen had.(20)
Eigenhandig journaal of dagelijkse aantekeningen van Willem van Nieupoort gedurende zijn ambassade naar Engeland, dec. 1654-juli 1659. Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Overige Gezanten en Legatiearchieven Diversen, 1.10.110, 66. 
Geeske Bisschop, 24 mei 2017
Noten
- (1) http://www.biografischportaal.nl/persoon/39777243.
- (2) De briefwisseling tussen Johan de Witt en Willem van Nieupoort is grotendeels opgenomen in het derde deel van de bronnenedities van H. Scheurleer: Brieven, geschreven ende gewisselt tusschen den Heer Johan de Witt [...] behelsende de negociatiën van den heer W. Nieupoort, in Engelandt, deel 3, H. Scheurleer (ed.) (Den Haag 1724). Hierin zijn 304 brieven van Nieupoort aan De Witt en 258 brieven van De Witt aan Nieupoort opgenomen. Binnenkort zullen via deze website de originele brieven van Nieupoort aan De Witt worden ontsloten en samen met de gedigitaliseerde Scheurleer-editie beschikbaar worden gemaakt.
- (3) Brief van Nieupoort aan De Witt, 18 december 1654. Scheurleer 3, 1-2.
- (4) Brief van Nieupoort aan De Witt, 21 mei 1655. Scheurleer 3, 64-65.
- (5) Brief van Nieupoort aan De Witt, 25 juni 1655. Scheurleer 3, 75-76.
- (6) Brief van de Witt aan Nieupoort, 2 juli 1655. Scheurleer 3, 77-78.
- (7) Brief van Nieupoort aan De Witt, 31 maart 1656. Scheurleer 3, 207-208.
- (8) Brief van Nieupoort aan De Witt, 16 juni 1656. Scheurleer 3, 239.
- (9) Brief van de Witt aan Nieupoort, 23 juni 1656. Scheurleer 3, 240.
- (10) Brieven van de Witt aan Nieupoort, 7 juli en 11 augustus 1656. Scheurleer 3, 246-247; 261-262.
- (11) Brief van Nieupoort aan De Witt, 18 augustus 1656. Scheurleer 3, 266-267.
- (12) Brief van Nieupoort aan De Witt, 25 augustus 1656. Scheurleer 3, 267-268.
- (13) Brief van De Witt aan Nieupoort, 22 september 1656. Scheurleer 3, 277-278.
- (14) Brief van Nieupoort aan De Witt, 5 oktober 1656. Scheurleer 3, 283.
- (15) Brief van Nieupoort aan De Witt, 20 juli 1657. Scheurleer 3, 399-400.
- (16) Bijlage bij de brief van Nieupoort aan De Witt, 20 juli 1657. Scheurleer 3, 400-401.
- (17) Brief van De Witt aan Nieupoort, 7 september 1657, Scheurleer 3, 417-418.
- (18) Brief van Nieupoort aan De Witt, 14 september 1657. Scheurleer 3, 423-424.
- (19) Brief van Nieupoort aan De Witt, 16 november 1657. Scheurleer 3, 442-443.
- (20) Brief van Nieupoort aan De Witt, 28 november 1659. Scheurleer 3, 775-777.