Tijdens het werk aan de brieven van Johan de Witt komen we vaak bijzondere zaken tegen. Dat kunnen noemenswaardige personen zijn, vreemde voorvallen, persoonlijke voorvallen, opvallende materiële zaken, enzovoort. Vooruitlopend op de lancering van de database met de correspondentie van Johan de Witt zullen we hiervan via blogpagina's en tweets regelmatig melding maken. Volg ons daarom ook via Facebook: Johan de Witt NL, Instagram en Twitter: @JohandewittNL.
 
Het ontslag van Johan de Witt
Op 4 augustus 1672 maakte Johan de Witt in de vergadering van de Staten van Holland bekend dat hij stopte als raadpensionaris. Zo kwam er een einde aan zijn bijna twintigjarige carriëre als de belangrijkste politicus van het gewest Holland. In deze jaren bereikte de Nederlandse Republiek het hoogtepunt van haar militaire en economische macht. Het heeft De Witt de status gegeven als een van de grootste staatsmannen uit de Nederlandse geschiedenis.
In juli 1653 begon Johan de Witt als raadpensionaris, tijdens de Eerste Engelse Oorlog. Hij trad af in een minstens even onrustige periode: het Rampjaar. De Republiek was in 1672 net als in 1653 in oorlog. Dit keer met verschillende vijanden: Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen. Een belangrijk verschil met 1653 was dat De Witt nu persoonlijk ernstig onder vuur lag. Het dramatische verloop van de oorlog - het Franse leger had in enkele weken moeiteloos grote delen van de Republiek kunnen veroveren - was volgens velen de schuld van de raadpensionaris. Talloze pamfletten beschuldigden Johan van verwaarlozing van het leger, vriendjespolitiek, corruptie en landverraad. Ook zijn broer Cornelis en andere leden van de Loevesteinse factie, zoals de aanhangers van De Witt werden genoemd, kregen in de pamfletten de wind van voren. (1)
Tegelijkertijd waren in diverse steden hevige oproeren uitgebroken, waarbij medestanders van De Witt en zijn bewind werden bedreigd, geïntimideerd en soms ook mishandeld. De machtsbasis van De Witt brokkelde in snel tempo af, en zijn politiek van 'de Ware Vrijheid', dat een stadhouderloos bestel voorstond, kwam ten einde. Willem III, de prins van Oranje, was begin 1672 aangewezen als aanvoerder van het leger, en na alle onrust hadden de Staten van Holland hem eind juni tot stadhouder benoemd. (2)
Johan had zijn ambt niet tot aan 4 augustus kunnen uitoefenen. Hij was namelijk in de avond van 21 juni, op weg naar huis, gewond geraakt bij een moordaanslag. Enkele mannen hadden De Witt en zijn klerk met sabels aangevallen en hadden de raadpensionaris weten te verwonden. Hij was geraakt aan onder meer zijn hoofd, nek en zij, en hoewel de wonden niet levensbedreigend waren, moest De Witt thuis herstellen. Vanaf zijn ziekbed onderhield hij zijn correspondentie en hij ontving ook gasten. Zijn neef Nicolaes Vivien functioneerde als zijn plaatsvervanger in de Staten, maar feitelijk was De Witts carriëre sinds 21 juni al voorbij. Hij zou nog maar een keer publiekelijk terugkeren in zijn functie: om zijn ontslag in te dienen bij de vergadering. (3)
In een brief gedateerd 7 augustus 1672 schrijft Johan over zijn ontslag. Er zijn twee versies van de brief bewaard gebleven: een aan zijn broer Cornelis, de ander aan zijn zwager Diederik Hoeufft. (4) De brieven zijn wat betreft de inhoud gelijk aan elkaar. Dat is niet ongewoon, want Johan verstuurde vaak dezelfde brief naar verschillende correspondenten. Toch is het wel opmerkelijk dat hij de brief aan zijn broer niet had aangepast. Cornelis bevond zich namelijk in een bijzonder penibele situatie. Hij was gearresteerd op verdenking van het beramen van een moordaanslag op Willem III. En juist op 7 augustus was hij overgeplaatst van de Kastelenij aan het Binnenhof (waar hij sinds 24 juli in tijdelijke hechtenis zat) naar de Gevangenpoort in Den Haag, de gevangenis van de Staten van Holland. (5) Maar de inhoud van Johans brief aan zijn broer was precies hetzelfde als die aan Hoeufft, zonder aandacht voor Cornelis' situatie. (6)
Hoewel Johan vaak zijn brieven door een klerk liet optekenen, ook in deze periode, zijn deze brieven door hem zelf geschreven. (7) De Witt schreef over zijn ontslag: 'Donderdach voorlede [...] hebb ick aen de heeren Staten van Hollant en Westvrieslandt eerbiedichlijck versocht van het raedtpensionarisampt van denselven lande te mogen werden ontslaegen.'(8) Zijn toekomstplannen maakte Johan ook al duidelijk: hij had verzocht 'voortaen sessie te nemen als raedtsheer in de Hoogen Raede.' De Staten hadden Johan bedankt voor zijn diensten en ingestemd met zijn verzoek. Toch ging het nog niet zo gemakkelijk. Willem III had als stadhouder ook nog inspraak bij de benoemingen in de Hoge Raad, en wilde dus hier ook nog iets over te zeggen hebben. Zo gebeurde dan ook, en de prins had 'deselve tijt genomen, om sich dienthalven naeder te bedencken'. Een dag later gaf de prins te kennen dat ook hij akkoord was. Johan was opgelucht, schreef hij aan zijn broer en zwager, dat de resolutie was goedgekeurd 'soodat ick my dienvolgende van een seer lastich ende voornaementlijck in dese bedroeffde tijden seer becommerlijck pack vinde gedechargeeert, daerover ick meyne reden te hebbe Godt Almachtich ten alderhoochsten te dancken'.
Johan was verlost van een zware taak. Hij ging in de brief niet in op de reden voor zijn aftreden. Maar dat de toestand in het land dusdanig was veranderd dat hij zijn ambt niet meer kon of wilde uitoefenen, was duidelijk. (9) Gaspar Fagel, griffier van de Staten-Generaal en iemand die het goed kon vinden met de prins, werd zijn opvolger. (10)
Het einde van De Witts loopbaan als raadpensionaris had ook gevolgen voor zijn correspondentie. Uit de maand augustus 1672 is maar een beperkt aantal brieven bewaard gebleven, allemaal van persoonlijke aard. De laatste brief van zijn hand die de bezorgers van zijn correspondentie hebben aangetroffen is van 12 augustus. (11) De functie in de Hoge Raad heeft De Witt uiteindelijk nooit bekleed. Zoals bekend werd hij op 20 augustus 1672, iets meer dan twee weken na zijn ontslag als raadpensionaris, samen met zijn broer in Den Haag vermoord.
 
Ingmar Vroomen, 4 augustus 2017
 
Noten
- (1) Meer hierover o.a. in Michel Reinders, Gedrukte chaos. Populisme en moord in het Rampjaar 1672 (Amsterdam 2010); Ingmar Vroomen, Taal van de Republiek. Het gebruik van vaderlandretoriek in Nederlandse pamfletten, 1618-1672 (proefschrift Erasmus Universiteit Rotterdam 2012) 199-207.
- (2) Over het Rampjaar o.a. D.J. Roorda, Het rampjaar 1672 (Bussum 1971); idem, Partij en factie. De oproeren van 1672 in de steden van Holland en Zeeland, een krachtmeting tussen partijen en facties (Groningen 1978); Luc Panhuysen, Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Amsterdam en Antwerpen 2009).
- (3) Luc Panhuysen, De Ware Vrijheid. De levens van Johan en Cornelis de Witt (zesde druk; Amsterdam en Antwerpen 2007) 425-426, 432-434, 439-440; Herbert H. Rowen, John de Witt, Grand Pensionary of Holland, 1625-1672 (Princeton 1978) 841-842, 858-860; N. Japikse, Johan de Witt (tweede druk; Amsterdam 1928) 338-340.
- (4)De brief aan Cornelis: Nationaal Archief Den Haag, Gevaerts van Geervliet, 3.20.66.02, inv.nr. 11, Johan de Witt aan Cornelis de Witt, 7-8-1672. De brief aan Hoeufft: Nationaal Archief Den Haag, Familiearchief Lotsy, 3.20.70, inv.nr. 62, Johan de Witt aan Diederik Hoeufft, 7-8-1672.
- (5) Panhuysen, De Ware Vrijheid, 446; Ronald Prud'homme van Reine, Moordenaars van Jan de Witt. De zwartste bladzijde van de Gouden Eeuw (Utrecht, Amsterdam en Antwerpen 2013) 84.
- (6) Het is voor zover bekend ook de laatste bewaard gebleven brief van Johan aan Cornelis.
- (7) Brieven van Johan de Witt 4, 1670-1672, Robert Fruin en N. Japikse (eds.) (Amsterdam 1913) 419 voetnoot 3.
- (8) De brief aan Hoeufft is integraal opgenomen in de bronnenuitgave van Japikse en Fruin: 419-420. Alle citaten zijn hieruit afkomstig.
- (9) Zo bleek ook uit zijn redevoering in de Staten van Holland op 4 augustus.
- (10) Rowen, John de Witt, 860.
- (11) Brieven van Johan de Witt 4, 391-393, 422.