Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 2179

Nummer 2179
Datum 12-4-1951
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lamping 32
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Lamping, A.Th. (info)
Ontvanger(s) Stikker, D.U. (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1951
Dossiernummer 7
Trefwoorden Indonesië, politieke/bestuurlijke aangelegenheden in -
kabinet/-scrises/-sformaties, Indonesische -
Masjumi, Madjelis Sjura Moslimin Indonesia
ministerie van (Uniezaken en) Overzeese Rijksdelen en opvolgers, taak/positie/organisatie van -
Natsir, M., minister-president van Indonesië 9/'50-4/'51
NG-commissie/conferentie '50
parlement, Indonesische -
Philippijnen, houding/positie van -
PNI, Partai Nasional Indonesia
Rum, Moh. (Masjumi), hoge commissaris te Den Haag jan.-sept. '50; minister van Buitenlandse Zaken sept. 1950- april 1951; minister van Binnenlandse Zaken april 1952-juli 1953; eerste vice-premier maart 1956-maart 57
Sukarno, positie/houding van -
Sukarno, redevoeringen/uitlatingen van -
Sultan van Djokja, Hamengku Buwono IX, minister van Defensie 12/'49-9/'50, 4/'52-8/'53
Unie, Nederlands-Indonesische, inrichting van de -; zie ook unieverhouding/RTC-accoorden etc.
Annotatie slotnoot:
Op 14 april liet Lamping hierop onder no 34 volgen: 'De Commissie voor Goede Diensten, die 9 dezer werd gevormd door PRN, Parkindo, Katholieken, PIR en Parindra met het doel het bereiken van overeenstemming tussen de PNI en de Masjumi te bevorderen, is hierin niet geslaagd. De Masjumi was met deze stap van de middenpartijen geenszins ingenomen. Het door haar geformuleerde compromisvoorstel, hetwelk volgens welingelichte bron zou luiden: het minister-presidentschap voor de PNI en BZ voor Masjumi, is niet aanvaard. De commissie is hierop op 12 dezer ontbonden.' - - -  T.a.p.
     Door de ambtenaar van het Bureau Indonesië van de Directie Oosten (DOA), R.G. Kwantes, werd in een notitie van 14 april voor de wnd. directeur DOA, J. Rookmaker, voorgesteld dit telegram niet 'in zijn huidige vorm te distribueren' omdat het naar zijn mening 'een te eenzijdig karakter'  droeg. 'Te sterk wordt hierin de indruk gewekt, alsof én de verslechtering van de verhouding Natsir c.s. - Sukarno én het verloop van de Kabinetscrisis in Indonesië in sterke mate zouden worden bepaald door de, ten gevolge van het mislukken der Nieuw-Guineaconferentie, aanzienlijk slechter geworden verhouding  Nederland-Indonesië. - - -  Het is niet duidelijk waarom de HC het mislukken van de Nieuw-Guineaonderhandelingen een zware politieke nederlaag voor Natsir, Rum c.s. noemt. Men verwachtte van Indonesisiche zijde maar zeer weinig van deze conferentie en tijdens de debatten , welke in het Indonesische Parlement na de mislukking der conferentie werden gehouden, is de Regering zelden verweten, dat zij bij de onderhandelingen gefaald heeft. Met betrekking tot "Sukarno's offensief sedert 30 December", zoals door Lamping te berde gebracht, merkte Kwantes op dat 'President Sukarno na het mislukken der Nieuw-Guineaconfententie slechts enkele malen in actie [was] geweest en het resultaat schamel was. Tijdens een reis door West-Java hield hij verschillende redevoeringen, waarvoor uiteraard grote belangstelling bestond en waar "het volk" gehoorzaam met Irianposters was verschenen - - -. De pers besteedde aan Sukarno's redevoeringen nauwelijks aandacht en wanneer het optreden van de President al een offensief genoemd kan worden, dan is het in ieder geval mislukt. In de tweede plaats kan, indien inderdaad onverschilligheid ten opzichte van Nederland in de plaats is getreden van geïnteresseerde emotie, gezegd worden, dat het Kabinet Natsir zijn doel bereikte. Het was juist de bedoeling van de Indonesische Regering om ondoordachte handelingen ten opzichte van Nederland te voorkomen.' Voorts achtte Kwantes het bepaald onjuist het voor te stellen 'alsof de belangstelling voor de Uniegedachte eerst verdwenen is na de mislukte Nieuw-Guineabesprekingen.' Wezenlijke belangstelling voor de uniesamenwerking had volgens Kwantes aan Indonesische zijde altijd al ontbroken. 'Men heeft deze te zeer als de prijs voor de onafhankelijkheid gevoeld en aanvaard. De  geschiedenis van Minister Rum geeft weinig aanleiding om te veronderstellen, dat hij de Unie op zichzelf anders zal zien', maar hij en zijn mederstanders  'beschouwen echter de handhaving en verdere ontwikkeling van de zakelijke samenwerking met Nederland als een zo essentieel belang voor Indonesië zelf, dat zij de eenmaal aanvaarde vorm voorlopig op de koop toe nemen.' - - - Archief BZ, GS 1945-1954, map 127.
Zie ook 1914: Lamping 14
1927: Lamping 36
2655: Blom 21
PDF transcriptie (16 KB)