Verzoek
Onderwerp | Woeste gronden |
---|---|
Beginjaar | 1810 |
Toelichting | Achtergrond: De opgave is een uitvloeisel van een reglement dd. 10 mei 1810 nr. 3 ter uitvoering van de wet van 16 april 1809 nr. 7 ter bevordering van de ontginning van woeste gronden. |
Beleidsterrein |
Landbouw
|
Gestelde vragen | [1] Op hoedanige wijze van de woestliggende domeingronden in uw Departement het meeste nut, inzonderheid ter beplanting van woudboomen, en opgaande bosschen, zou kunnen worden getrokken. |
Bron | Minister van Binnenlandse Zaken aan de Landdrosten, dd. 24 mei 1810 no. 19 |
Besluiten
Datum | Instelling die het besluit neemt | Inhoud van het besluit | Bijlagen met dagnummer |
---|---|---|---|
19-05-1810
23 | Koninklijke Secretarie | De Minister van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd de Landdrosten aan te schrijven om opgave van het gebruik van woeste domeingronden. | Details |
24-05-1810
19 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | Ingekomen een aanschrijving dd. 19 mei 1810 nr. 23 van de Eerste Kabinetssecretaris dat de Minister [van Binnenlandse Zaken] is gelast de Landdrosten aan te schrijven om opgave aan hemzelf en aan de Directeur van de Publieke Domeinen hoe van woest liggende domeingronden het meeste nut kan worden getrokken, met name door beplanting met woudbomen en bossen. De Landdrosten worden bij missive aangeschreven. De Commissies van Landbouw ontvangen kennisgeving. | Details |
05-06-1810
13 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Groningen meldt dd. 28 mei 1810 Littera F voorlopig dat in zijn Departement geen andere woeste gronden bekend zijn die aan het publieke domein behoren behalve 's Rijks aanwas aan de Dollard. Hiervoor is reeds een voordracht to bedijking ingediend. Aangenomen voor kennisgeving. | Details |
11-08-1810
8 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Friesland meldt dd. 28 juli 1810 dat alle woeste gronden in zijn Departement particulier eigendom zijn behalve een stuk land, de State Heide, in Tietjerksteradeel van de armenvoogdij van Bergum. Aangenomen voor kennisgeving. | Details |
12-09-1810
3 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Gelderland verzoekt dd. 3 sept. 1810 nr. 8 te worden voorgelicht omtrent een zeker Koninklijk Besluit inzake de bevordering van de ontginning van woeste gronden. Hij ontvangt bij missive antwoord. | Details |
11-10-1810
17 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Drenthe meldt dd. 6 september 1810 dat in zijn Departement geen domaniale woeste gronden zijn. Aangenomen voor kennisgeving. | Details |
24-10-1810
15 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrosten worden aangeschreven alsnog te voldoen aan de aanschrijving van 5 mei 1810 nr. 4 inzake de maatregelen tot ontginning van woeste gronden. | Details |
02-11-1810
4 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Maasland antwoordt dd. 26 oktober 1810 nr. 953. Aangenomen voor kennisgeving. | Details |
05-11-1810
13 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Groningen antwoordt dd. 27 oktober 1810 nr. 409 Littera F. Aangenomen voor kennisgeving. | Details |
12-11-1810
8 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Gelderland antwoordt dd. 1 november 1810 nr. 2. Aangenomen voor kennisgeving in afwachting van de aangekondigde lijst. | Details |
12-11-1810
11 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Overijssel antwoordt dd. 30 oktober 1810. Aangenomen voor kennisgeving in afwachting van de aangekondigde lijst van marken. | Details |
03-12-1810
15 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Amstelland antwoordt dd. 31 oktober 1810 nr. 10 wat is verricht betreffende woeste gronden en doet voordracht inzake de Gooise heide. Hij ontvangt antwoord. | Details |
30-12-1810
28 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Friesland antwoordt dd. 22 december 1810 [dat er in zijn Departement geen marken zijn]. Hij ontvangt antwoord. | Details |
De handleiding bevat een beknopte beschrijving van de gegevens.