Verzoek
Onderwerp | Veenderijen |
---|---|
Beginjaar | 1808 |
Toelichting | |
Beleidsterrein |
Landbouw
|
Gestelde vragen | [1] Voor zoo verre de lage veenen betreft, aan dit Ministerie zo spoedig mogelijk, in te zenden kopyen der octrooijen, welke tot het ontgronden derzelve zijn verleend geworden, voor zoo verre daarvan actueel nog wordt gebruik gemaakt, of, uit hoofde van de gesteldheid der landen, waaromtrent die zijn verleend, nog gebruik zoude kunnen worden gemaakt. [2] Met bijvoeging Uwer consideratiƫn op welke wijze de verdere verveening dier landen best zoude kunnen worden te keer gegaan. |
Bron | Minister van Binnenlandse Zaken aan Landdrosten, dd. 28 juli 1808 no. 2 |
Besluiten
Datum | Instelling die het besluit neemt | Inhoud van het besluit | Bijlagen met dagnummer |
---|---|---|---|
25-07-1808
| Kabinet Lodewijk Napoleon | De Koning geeft de Minister van Binnenlandse Zaken opdracht de exploitatie van hoogveen te bevorderen. | Details |
28-07-1808
2 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | Bij Kabinetsorder dd. Nijmegen 25 juli 1808 wordt last gegeven tot aanbieding van een concept-wet ter aanmoediging van het ontgronden van hoogveen en het verbieden van ontgronding van laagveen. Bij missive worden de Landdrosten aangeschreven. | Details |
29-07-1808
62 | Koninklijke Secretarie | Naar aanleiding van zijn rapport dd. 25 juli 1808 krijgt de Directeur-Generaal van de Waterstaat opdracht een ontwerp-decreet aan te bieden dat veenderij van laagveen tegengaat op de voor de eigenaren minst onaangename en nadelige wijze. Hij wordt gemachtigd daartoe informatie in te winnen. | Details |
13-10-1808
| Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Friesland zendt dd. 13 oktober 1808 opgaven. | Details |
26-06-1809
12 | Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken | De Landdrosten van Amstelland dd. 7 juni 1809 nr. 17 (met tekening op rol), van Maasland dd. 6 april 1809 nr. 534, van Zeeland dd. 8 augustus 1808 nr. 548, van Utrecht dd. 5 januari 1808, van Gelderland dd. 18 november 1808, van Groningen dd. 7 oktober 1808 nr. 78 Littera G en 22 maart 1809 nr. 59 Littera M en van Oost-Friesland dd. 11 april 1809 Littera C doen naar aanleiding van de aanschrijving dd. 28 juli 1808 nr. 2 opgave inzake het tegengaan van de ontgronding van lage landen en aanmoediging om de hoge venen te ontgronden. Aan de Koning wordt voorgedragen om de zaak op te dragen aan de Minister van Waterstaat en de Minister van Eredienst en Binnenlandse Zaken gezamenlijk. | Details |
21-07-1809
7 | Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken | Bij Koninklijke Decisie van 15 juli 1809 nr. 13 wordt conform de voordracht van 26 juni 1809 nr. 12 gedisponeerd. Alle stukken vermeld in het verbaal van 26 juni 1809 nr. 12 gaan bij missive naar de Minister van Waterstaat. | Details |
24-08-1809
300 | Ministerie van Waterstaat | Naar aanleiding van een missive dd. 21 juli 1809 nr. 7 van de Minister van Eredienst en Binnenlandse Zaken wordt hem geantwoord, dat enkele kaarten ontbreken. | Details |
30-08-1809
6 | Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Brabant antwoordt dd. 14 augustus 1809 Littera G inzake de ontgronding van veen. De originele relatieven worden bij missive opgezonden aan de Minister van Waterstaat. | Details |
19-10-1809
14 | Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken | De Minister van Waterstaat antwoordt dd. 24 augustus 1809 op de missive van 21 juli 1809 inzake de rapporten van de Landdrosten betreffende de verveningen. Hij verzoekt onder andere om bepaalde daarbij vermelde kaarten. De Minister van Waterstaat krijgt antwoord. | Details |
De handleiding bevat een beknopte beschrijving van de gegevens.