Verzoek
Onderwerp | Onderscheid tussen Joden en andere ingezetenen |
---|---|
Beginjaar | 1808 |
Toelichting | Achtergrond: Een Koninklijk Decreet van 12 september 1808 nr. 7 regelde het bestuur van de Hoogduitse Joodse gemeenten. Het verzoek om inlichtingen vond plaats om onderscheid tussen Joodse en andere ingezetenen weg te nemen. |
Beleidsterrein |
Kerkgenootschappen
|
Gestelde vragen | [1] Of, en zoo ja, welke distinctie in hun Departement alsnog gemaakt wordt tusschen de Joden en andere ingezetenen. [1] Rapport inzake het wegnemen van distincties die nog ten aanzien van Israëlieten en andere ingezetenen van het Rijk zouden mogen bestaan. [2] Rapport inzake het in plaatsen waar veel Joden wonen, benoemen van de voornaamste en meest gegoede Joden in ambten. [3] Rapport inzake het toelaten van Joden tot de gewapende burgerwacht. |
Bron | Minister van Binnenlandse Zaken aan Landdrosten, dd. 22 september 1808 no. 2 |
Besluiten
Datum | Instelling die het besluit neemt | Inhoud van het besluit | Bijlagen met dagnummer |
---|---|---|---|
22-09-1808
2 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | Gezien het Koninklijk Decreet van 12 september 1808 nr. 7 inzake het kerk-, armen- en schoolbestuur van de Hoogduitse Joodse gemeenten in het Rijk, worden de Landdrosten, behalve die van Oost-Friesland, aangeschreven of, en zo ja welke, distinctie in hun Departementen nog wordt gemaakt tussen Joden en andere ingezetenen. | Details |
18-01-1809
12 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | Ingekomen missiven van de Landdrosten van Amstelland dd. 23 december 1808 nr. 13, Maasland dd. 27 december 1808 nr. 194, Zeeland dd. 7 november 1808 nr. 725, Utrecht dd. 8 december 1808 nr. 6, Brabant dd. 26 september 1808 Littera B, Gelderland dd. 3 december 1808, Overijssel dd. 22 oktober 1808, Friesland dd. 18 oktober 1808, Groningen dd. 18 november 1808 nr. 85 Littera H, Drenthe dd. 11 oktober 1808 inzake gemaakt onderscheid tussen Joden en andere ingezetenen. Geresumeerd de op 22 september 1808 nr. 2 in advies gehouden last wordt een concept-rapport bij missive gezonden aan de Minister van Eredienst. | Details |
07-03-1809
5 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | Naar aanleiding van een missive dd. 1 februari 1809 nr. 5 van de Minister van Eredienst, worden de Landdrosten van Groningen en Maasland aangeschreven over door hen genoemde gevallen van onderscheid dat wordt gemaakt ten aanzien van Joden. | Details |
28-05-1810
| Kabinet Lodewijk Napoleon | De Koning vraagt de Minister van Binnenlandse Zaken onder andere opgave inzake de uitvoering van zijn Decreet inzake het onderscheid tussen Israëlieten en andere onderdanen. | Details |
08-06-1810
6 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | Naar aanleiding van onder andere een antwoord dd. 31 maart 1809 nr. 511 van de Landdrost van Maasland en een antwoord dd. 22 april 1809 nr. 63 van de Landdrost van Groningen op de aanschrijving van 7 maart 1809 nr. 5, en van een Kabinetsorder dd. 30 mei 1810 met bevelen ter begunstiging van de Joden wordt 1) aan de Koning een rapport toegezonden met een concept-besluit en worden 2) de Landdrosten bij missive aangeschreven. | Details |
11-08-1810
6 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Overijssel antwoordt dd. 2 augustus 1810 op de aanschrijving van 8 juni 1810 nr. 6 dat er in zijn Departement geen Joden zijn welke in te termen vallen om publieke plaatsen of officiersplaatsen bij de gewapende burgerwacht te bekleden. Aangenomen voor kennisgeving. | Details |
29-08-1810
3 | Ministerie van Binnenlandse Zaken | De Landdrost van Drenthe doet dd. 15 augustus 1810 opgave van het verrichte ter wegneming van onderscheid tussen Israëlieten en andere ingezetenen. Aangenomen voor kennisgeving. | Details |
De handleiding bevat een beknopte beschrijving van de gegevens.