Verzoek
Onderwerp | Afzetting van administrateurs of directeuren van instellingen van liefdadigheid in of na 1795 |
---|---|
Beginjaar | 1809 |
Toelichting | Achtergrond: Deze zaak werd pas in juli 1810 weer opgevat door de Provisionele Raad van Regentschap. |
Beleidsterrein |
Armenzorg
|
Gestelde vragen | [1] Of er in hunne Departementen respectivelijk ook gevallen exsteren zoodanige als nog bestaande aanmerkelijke nadelen en onaangenaamheden voortvloeiende uit de remotiƫn van administrateurs of directeurs van gestichten van liefdadigheid uit of na den jare 1795, welke het nemen van eenige voorziening ten dezen opzigt zeer noodzakelijk maken. [2] En in dat geval welke maatregel hun het geschiktste zoude voorkomen om deze onaangenaamheden te doen ophouden zonder dat daaruit weder andere kunnen geboren worden. |
Bron | Minister van Binnenlandse Zaken aan Landdrosten, dd. 1 juli 1809 no. 4 |
Besluiten
Datum | Instelling die het besluit neemt | Inhoud van het besluit | Bijlagen met dagnummer |
---|---|---|---|
01-07-1809
4 | Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken | De Landdrosten worden aangeschreven om opgave van gevallen van aanmerkelijke nadelen en onaangenaamheden, voortvloeiende uit de afzetting van administrateuren of directeuren van gestichten van liefdadigheid in 1795 of daarna, waaromtrent maatregelen noodzakelijk zouden zijn. | Details |
21-11-1809
9 | Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken | Over diverse antwoorden van Landdrosten wordt rapport uitgebracht aan de Koning. | Details |
26-11-1809
9 | Koninklijke Secretarie | De Minister van Eredienst en Binnenlandse Zaken biedt dd. 21november 1809 namens het Algemeen Bestuur van Weldadigheid een concept-besluit aan inzake de inrichting van de gods- en weeshuizen. | Details |
De handleiding bevat een beknopte beschrijving van de gegevens.