Instelling
Agentschap van Financiën
Actief vanaf 01-05-1798 tot 08-12-1801
De Agent van Financiën was verantwoordelijk voor het beheer van de inkomsten en de uitgaven van het land. Bij de invoering van de constitutie van 1798 op 1 mei van dat jaar gingen ook de oude schulden van de voormalige gewesten van de Republiek tot de rijksfinanciën behoren. In 1798 en later ontving de agent kapitaal voor een geheim fonds ter amortisatie van deze staatsschuld.
Volgens zijn instructie diende de agent voor ogen te houden dat het Bataafse volk de financiële eenheid geconsolideerd en het nationaal krediet versterkt en gehandhaafd wilde zien. Verder moest hij de "uitgebreidste bezuiniging in alles" betrachten. Het financiële systeem diende de bloei van koophandel, nijverheid, landbouw en zeevaart te herstellen en te bevorderen. De agent hield namens het Uitvoerend Bewind toezicht op alle bezittingen, rechten en belastingen van de republiek. De agent moest zorgen dat alle inkomsten en baten werden ingevorderd, geadministreerd en in de nationale kas gebracht. Afstand en vervreemding zonder goedkeuring van het Vertegenwoordigend Lichaam diende hij krachtig tegen te gaan. De agent hield toezicht op de nationale gebouwen. Totdat nieuwe belastingen zouden worden ingevoerd, moest de agent de bestaande handhaven. Van hem werd verwacht dat hij het Uitvoerend Bewind in staat zou stellen een nieuw stelsel van belastingen voor te dragen. Nadat dit zou zijn ingevoerd, diende de agent ook dat stipt uit te voeren en jaarlijks samen met de begroting van behoeften en met de raming van uitgaven ook voorstellen tot verbetering in te dienen, met name ten aanzien van de bestrijding van fraude. De agent moest er op toezien dat departementale besturen, gemeentebesturen of andere colleges de belastingopbrengst en -invordering niet verminderden of belemmerden. Het Uitvoerend Bewind diende in staat te worden gesteld op basis van door de agent verzamelde gegevens ieder jaar begin oktober een begroting voor het volgende jaar naar het Vertegenwoordigend Lichaam te zenden. Wat betreft de uitgaven en de staat van de nationale kas was het de taak van de agent regelmatig opgave te doen. Verder werd van hem telkenjare een algemene rekening verwacht, terwijl ook de renten en interesten op de nationale schulden en verbintenissen dienen te worden opgegeven. Het was aanvankelijk de bedoeling dat een nationale thesaurie hiervoor de gegevens zou leveren, maar een dergelijk gremium werd uiteindelijk niet opgericht. De agent moest verder voorstellen doen om de schuld te verminderen en was aan de Rekenkamer verantwoordelijk voor de daartoe beschikbare fondsen. Verder had de agent onder andere nog de zorg voor het muntwezen, de goud- en zilversmeden, de wisselbanken en het beheer van de nationaal verklaarde beleenbanken. Verder diende de agent zijn departement en het archief te beheren. Pogingen om het landskrediet te ondermijnen of 's lands financiën te schaden moest hij onmiddellijk melden aan de president van het Uitvoerend Bewind.
De Agent van Financiën werd aangesteld door het Uitvoerend Bewind en legde daaraan verantwoording af. Zijn instructie ontving hij van het Vertegenwoordigend Lichaam. Het was de agenten verboden gezamenlijk een raad te vormen.
De organisatie van het agentschap bestond vanaf het begin onder andere uit een vaste secretaris, die evenals het overige personeel van de bureaus functioneerde op instructie en onder goedkeuring van het Uitvoerend Bewind. Bij besluit van het Uitvoerend Bewind van 26 december 1800 no. 89 werden instructies vastgesteld voor de secretaris, de chef van het bureau van expeditie, de eerste commiezen, de tweede commiezen en de klerken, de kamerbewaarder, de boden en de boutefeuse (stookster).
Het agentschap werd regelmatig uitgebreid vanwege nieuwe taken. Op 20 april 1798 voegde het Uitvoerend Bewind het Intermediaire Bureau van de Convooien en Licenten samen met het agentschap. Op 14 juni 1798 besloot het intermediair Uitvoerend Bewind dat de vijf leden van dit bureau voorlopig samen met de twee commissarissen van de departementen Amsterdam en Rotterdam recht zouden spreken inzake convooien en licenten. Het bureau werd sindsdien ook bureau ter judicature van de convooien en licenten genoemd. In het kader van de amalgamering van de schulden van de provincies werd in 1799 een eerste bureau van conversie opgericht, dat de provinciale schuldpapieren inwisselde tegen nationale. Een tweede bureau van conversie kwam in 1800 tot stand om de recepissen van de vermogensheffingen van 1798 en 1799 in te wisselen. Op 9 juli 1798 werd een bureau van de domeinen opgericht. Voor commissarissen der nationale thesaurie werd wel een instructie vastgesteld, maar tot instelling van dit college kwam het niet.
- Archief betreffende de Administratie der Nationale domeinen en geestelijke goederen, mei 1809 - april 1814.
- Archief van de Agent van Financiën
- Archief van de amortisatiekas en het Nationaal mortificatiefonds 1801-1810
- Archief van de Nassause domeinraad
- Archief van het Bureau der convooien en licenten, later bureau ter Judicature van de convooien en licenten 1798-1802
- Archieven van het Ministerie van Financiën, 1798-1813
- Collectie Canneman
- Collectie Gogel
De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):
- Abbema, Andries Sijbrand als agent
- Aeyelts, E.C. als tweede commies
- Alken, J. van als klerk
- Boellaard, P.H. als klerk
- Bordes, Tobie Constantin de als secretaris
- Bosma, R. als commies
- Bosma, R. als eerste commies
- Canneman, Elias als chef de bureau
- Castelijns, J. als klerk
- Echten, J.P. van als klerk
- Eekhout, C. als klerk
- Eikenhuijsen, F. als klerk
- Elsbroek, N. van als klerk
- Fraser, J. als tweede commies
- Gogel, Isaac Jan Alexander als agent
- Heijden, P. van der als klerk
- Heintzen, L.C. als klerk
- Helsdingen, A.S.J. van als klerk
- Hertog, Willem Hendrik de als commies
- Jagt, Pieter van der als klerk
- Koningsbergen, Victor Jacob als klerk
- Koog, Maarten van der als eerste commies
- Korte, Johan Christiaan als klerk
- Leembruggen, Gerard als klerk
- Melleville, J. de als commies
- Meurs, H. van als klerk
- Molière, Abel Caesar als thesaurier van de Domeinen
- Peletier, E. als klerk
- Polder, D.C. van de als klerk
- Quant, Carolus als commies
- Schermer, Cornelis als klerk
- Simons, François Arnould Noël als tweede commies
- Swart, Alexander Willem als chef de bureau
- Temminck, Evert als inspecteur van de Domeinen
- Toulon, J.A.H. van als klerk
- Trappen, D.N. van der als klerk
- Tromp, Hendrik als eerste commies
- Tromp, Hendrik als commies
- Uhrlep, Dirk als klerk
- Velthuijzen de Witte, A. als klerk
- Verbeek, Albert Jan als commissaris Domeinen Nassau
- Visée, Louis Henry als klerk
- Vries, J.H. de als eerste commies
- Vries, J.J. de als klerk
- Westerhoff, W.A. als klerk