12
HHM hebben het advies d.d. 16 sept. van de
Generaliteitsmuntkamer
over de Kamper schellingen en de Zwolse goudgulden van 28 st. gelezen. Het advies zal
Kampen en
Zwolle worden toegestuurd met de ernstige
vermaning de stempels [van de munten in kwestie] in te trekken
opdat
men niet gedwongen wordt hun munten te verbieden. Beide munthuizen
ontvangen jaarlijks 2.000 gld. voor het niet meer slaan van de
goudguldens en schellingen. Die bedragen zal men op de steden
verhalen indien men het advies niet ter harte neemt.
Aelberts en
Ter Cuilen hebben
vervolgens verklaard
dat zij zich kunnen vinden in het opsturen het advies
van
Adriaen Claessen
Muijt aan de
magistraten van Kampen en Zwolle, ook al hebben HHM geen
zeggenschap
over de rijksmunten van de drie1
steden
in
Overijssel en behoeven die steden zich in dezen
niet
tegenover HHM te verantwoorden. Duidelijk zou moeten zijn dat HHM
de
drie steden handhaven in hun privileges en rechten inzake de munt -
die zij zich immers uitdrukkelijk hebben voorbehouden bij de
toetreding
tot de Unie - en dat HHM erop vertrouwen dat zij zich niet tegen
de
Unie keren, maar haar helpen handhaven. Overigens verklaart Ter
Cuilen namens de magistraat van Zwolle dat de stad geen 2.000 gld.
heeft ontvangen in de jaren dat de munt toch is geslagen. In
de
laatste liquidatie van Overijssel met de Generaliteit is dit bedrag
voor
de jaren 1621, 1622 en 1623 geschrapt.