17
Neck, aanwezige afgevaardigde van de Admiraliteit te Amsterdam,
bericht krachtens de op 22 mei gegeven apostille van HHM over de
door
secretaris
Gunter ingediende
klacht
inzake de twee door Nederlandse oorlogsschepen veroverde schepen in
Langesund. De schepen waren eerder door
Duinkerkers
van inwoners van de Republiek veroverd,
naar
Duinkerke vervoerd en aan inwoners
aldaar verkocht. Vervolgens zijn de schepen weer uitgerust om hout
uit
Noorwegen te halen, waarna ze door Nederlandse
schepen zijn veroverd en naar
Amsterdam gebracht. In Amsterdam zijn de schepen
met lading
krachtens de
resolutie van 23 november 1626 als rechtmatige buit beschouwd. De
opbrengst ervan is volgens de regels verdeeld. Eén schip is echter
teruggegeven aan
Jan Cornelisz. van
Akersloot omdat hij zich met medeweten van het
Admiraliteitscollege
op een van
's lands oorlogsschepen heeft
bevonden
en de onderneming heeft aangewezen.
HHM geven een kopie van het vonnis aan secretaris Gunter die daarmee in deze zaak genoegen dient te nemen.