3
Strick en
Weede hebben de
vergadering
uiteengezet dat zij HHM er op last van hun
principalen
nogmaals op
moeten wijzen dat zij reeds verschillende keren verzocht hebben de
resolutie d.d. 22 dec. 1626 en andere resoluties aangaande het
voordeel halen uit de
Rijn en de
IJssel ten uitvoer te
brengen. Er moeten meer wateren boven in de Rijn uitkomen en de
grienden die in en bij de monding van de Rijn liggen, moeten
verwijderd
worden. De zandbergen en hoge zandschorren in de Rijn en de IJssel
moeten bekramd worden en de ritsingen en kribben die ertegenover
zijn
gelegd, moeten weggehaald of verkleind worden. De lange ritsingen
moeten zo ingekort worden dat tussen de ritsingen die aan beide
kanten
tegenover elkaar uitsteken, een ruimte van veertig à vijftig roede
overblijft. Strick en Weede vragen de hiertoe gecommitteerden
voldoende
commissie te geven om
met
harde hand op te treden tegen degenen die de uitvoering proberen te
verhinderen, volgens de aan Z.Exc. gegeven machtiging.
Rovre,
Walta en de
thesaurier-generaal antwoorden
daarop dat de
hoge
waterstand van vorig jaar de uitvoering van de resolutie niet nodig
maakte. Ook hebben de Staten van
Utrecht geweigerd het aandeel van de provincie in
de benodigde gelden
op te brengen.
HHM vragen de RvS zo snel mogelijk de voorgestelde werken uit te laten voeren en ervoor te zorgen dat de gecommitteerden voldoende gezag krijgen om dat te doen. De Staten van Utrecht wordt verzocht het resterende geld onmiddellijk op te brengen. De gedeputeerden antwoorden dat zij dat zullen doen zodra zij merken dat de werken begonnen zijn.