Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 1

01/05/1892

1 mei 1892

De eerste dag der lentemaand … mag ik dien onvermeld laten voorbijgaan? Zeker niet, waar hij mij gisteren, den vooravond, reeds zoo goed inspireerde, toen ik mijn gewonen veertiendaagschen brief aan Phons schreef. Zeker niet, waar hij mij met zulk een vroolijk lentezonnetje begroette. Zeker ook niet, daar hij mij herinnert aan den maand, die Maria is toegewijd.[15] [p. 168]

            O, waren die knellende banden er niet van zware studie – hoe zou ik gejuicht hebben over de schoone Meie – gezongen, een lied van jubel en … dank aan haar, der reine maagd, toch mijner moeder! Maar neen, ik moest bedwingen wat daar bruiste, tegenhouden wat daar opwelde, versmoren wat als jubelkreet wilde weerklinken … ’k Heb veel Gotisch gestudeerd vandaag – op den zonnigen zondag – op den eersten dag van mei … Toch heb ik er geen spijt van: ’t was een zelfoverwinning en des temeer overwinning, waar er meer strijd, meer kamp was. Troostend klinkt mij het woord van Vondel: ‘de kroon volght na, de strijt moet voorgaen!’ Maar de goede Moeder zal toch mijn gebed verhoord hebben op den eersten dag van haar feestmaand, mijn gebed om kracht in den strijd tegen mijzelve, om zegen over mijn studie, om zegen ook over die van mijn besten vriend Phons, mijn gebed voor mijne ouders, voor mijn lieve zuster, voor mijn broers en … voor … neen! laat ik dat niet noemen. Dat kan niet: ’k ben nog te jong, ’k moet nog te lang wachten, minstens zes jaar, doch … bidden mag ik toch wel voor haar? … [16] [p. 169]

[15] De voorgaande alinea is in het manuscript met balpen doorgehaald.

[16] Bij de laatste regels van deze alinea staat een verticale potloodstreep in de marge.

uit: Dagboek I (15 september 1891 tot 16 augustus 1892)