Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 4

01/11/1895

vrijdag 1 november 1895

Even héél kort wat opteekenen, ’t is zoo druk! ’k Moet nog vier brieven en vijf briefkaarten beantwoorden! Er is in de laatste dagen niets gekomen van brieven schrijven of dagboek bijhouden: ’k heb ’t enorm druk; elken dag van tien tot vier colleges, (wel ’n beetje mijn eigen schuld; ik volg eens zooveel colleges als eigenlijk noodig is, bijvoorbeeld rechtsfilosophie, oud-Germaansch recht, enz. Maar waarom zou ik ’t niet doen? Je kunt nooit teveel weten!), verder de vergaderingen der Roomsch Katholieke Studentenvereeniging: Ruijs is nog maar steeds niet in de stad en vooral: proefdrukken corrigeeren! ’k Heb nu al zes vel onder handen gehad, ’k denk dat ’t geheel acht à negen vel zal worden. Jammer, dat Coebergh ’t nu in zijn hoofd heeft gekregen om kerkelijke goedkeuring aan te vragen! Dat zal misschien nog lang ophouden. Enfin, ’t doet me toch genoegen, dat ’t al zóó ver is: mijn Manning-je ziet er netjes uit,  precies zooals ik Schut gezegd had dat ik ’t hebben wou.

            Dinsdag bij den Doctor geweest: hij heeft me alleraardigst ontvangen, veel gevraagd over [p. 897] Leiden en over mezelf. Onder andere vroeg hij: ‘Maar zeg, ik zie daar op je kaartje, dat je in de rechten studeert, studeer je dan niet meer in de letteren?’ ... Te drommel! hoe wist hij nu, dat ik in de letteren gestudeerd heb? ... De lezing heeft hij nog niet aangenomen. Hij is niet erg wèl en zou er nog eens over denken. Ik vreeze! ...

            Lize heeft bedankt voor de dansclub ... Alweer dus ’n plannetje mislukt! Wat zouden we nu weer eens verzinnen??! ... O God, o God! als dàt nu toch eens ànders wezen kon! ... ’t Kan toch zoo gemakkelijk! ... En dan die vraag: heb ik me niet heelemaal vergist, toen ik dacht, dat zij er wel wat van begreep en wel wat van wilde weten ook? ... Als dát toch zoo was, dan zou ze toch wel meegedaan hebben! Ze wist toch, dat ik erbij was! Verbeel je, dat ze mij eens vroegen voor een dansclub waarin Lize was!! Of ik ’t aannemen zou!! ... Zou ik me dus heelemaal vergist hebben? ... Maar waarom kleurt ze dan altijd zoo, als ik haar tegen kom? en waarom dan al die kleine dingetjes verleden jaar, waaruit ik ’t meende te kunnen, te moeten opmaken?? ... O God, wist ik het maar eens! ... [p. 898]

uit: Dagboek IV (20 april 1895 – 8 maart 1903)