Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 10

02/10/1936

vrijdag 2 october 1936

Wat een domheid, dat ik sinds 3 juni niets meer opteekende. Toen ik 11 juni naar Genève ging, was de zaak nog steeds zwevende. Maar steeds verder lekte ze uit. Ook kwamen er tegenspraken, zoo bijvoorbeeld over dat logeeren in ’t Château des Ardennes met Paschen. Dit was waar, maar … met zijn eigen vrouw. Terwijl ik in Genève was, hoorde ik van mr. Van Angeren, die aan ’t hoofd van de politioneele afdeeling van het departement van Justitie staat, dat de Nationaal-Socialistische Beweging tot publicatie zou overgaan op ’n vrijdag. Dien eigen ochtend verscheen toen een officieel communiqué, waarin de zaak als volkomen onschuldig, maar met lasterpraat omgeven, werd voorgesteld. ’s Avonds kwam toen de publicatie in Zwart Front, dus niet in Volk en Vaderland van de Nationaal-Socialistische Beweging. Men was deze dus voor geweest. Gelukkig, daardoor is alles goed geloopen, buiten alle verwachting goed. Men heeft  het onschuldige verhaal vrijwel algemeen geaccepteerd. Colijn als de zwaar belasterde man steeg nog in de algemeene sympathie! Zoo is alles met ’n sisser afgeloopen. Alleen is er weer ’n hetze tegen de katholieken geboren: Goseling had er zich – waarvoor ik hem terstond had gewaarschuwd – al te zeer met deze zaak bemoeid, haar in de fractie besproken en zelfs in een persconferentie. Men distilleerde eruit, dat hij dit opzettelijk gedaan had om door ruchtbaarheid eraan te geven, Colijn, althans den gulden, te doen vallen. Ook dit is al weer geluwd.

            Vacantie heb ik niet gehad. Wel is prof. Wolf Liebeskind met zijn vrouw Olga twaalf dagen hier bij ons gelogeerd geweest. Leuke, vroolijke dagen. Iedereen begreep nu, dat ik in Genève zoo bijzonder met hen bevriend ben geraakt.

            Verder ben ik met moeder Lies twee dagen bij Nell en vier dagen bij Rie geweest. Verder heb ik hard gewerkt. Door de ziekte van Witlox had De Maasbode wel bijzonder mijn hulp noodig.

            En nu is eensklaps de gulden toch aan ’t kelderen gegaan. Eerst de Fransche, toen de Zwitsersche franc en toen ware ’t dwaasheid geweest den gulden op ’t oude goudpeil te houden. Zondagmorgen was ’t pleit beslist. Ik riep de Kamer tegen dinsdag telegrafisch op, ter behandeling van drie  spoedwetsontwerpen, die maandagavond zouden inkomen. Om één uur begonnen we en om kwart over acht waren alle drie de wetsontwerpen aangenomen. Om half negen kwam de Eerste Kamer bijeen en te kwart voor middernacht had zij ze ook aangenomen. De koningin teekende terstond en woensdagmorgen volgde de afkondiging. ’n Mooie prestatie, maar ’t was wel zeer ingespannen werk.

            En nu ga ik morgen, 3 october, weer voor veertien dagen naar Genève voor de maritieme conferentie. 18 october moet ik terug zijn, want 19 october heb ik een arbitrage te presideeren en dinsdag 20 october begint de Kamer weer. Joke gaat met me mee; ze logeert bij de Liebeskindern.

uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941)