Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 10

03/06/1936

woensdag 3 juni 1936

Gisteren ben ik naar Beelaerts gegaan, den vice-president van den Raad van State. Van Goseling wist ik, dat Van Schaik hem verzocht had, namens den ministerraad, de heele zaak aan de koningin mee te deelen. Ik wilde weten of hij dat gedaan had. Hij zei me: neen. Zijn meening was, dat Colijn dit zelf diende te doen. Hij was daarom naar hem toe gegaan. Colijn had hem de geheele zaak uitgelegd: ’t was alles puur een questie van liefdadigheid geweest. Tusschen die jongedame en hem had nooit een ongeoorloofde verhouding bestaan. Hij had ook nooit  geweten, dat zij een slechte reputatie had.

            Beelaerts nam deze verklaring voor 100% voor juist aan. Ik zei bereid te zijn, dat ook te doen. Maar 1. was daarmee niet opgehelderd, waarom Colijn, vijf weken nadat hij door den officier van Justitie te Amsterdam gewaarschuwd was, op 11 mei die rare acte van borgtocht geteekend had, groot £ 2000,–. En 2. al geloofden wij hem, 95% van het publiek zou, als deze zaak publiek werd, er geen woord van gelooven. Ik deelde hem mijn meening mee: Colijn aftreden en ’t kabinet aanvullen. Beelaerts zei, dat dit ook zijn meening was … geweest. Want ’t bleek, dat De Wilde zich met Colijn solidair verklaarde en dan ook zou aftreden, terwijl geen anti-revolutionair dan meer in ’t kabinet zou willen zitting nemen. Hij was daarom thans van meening: een eigen publicatie, vóórdat er iets in de pers kwam. Ik vroeg: wat publiceeren? en door wie? Daarop had hij geen antwoord. Gisteren is Colijn bij de koningin geweest en vandaag is Beelaerts door haar ontvangen. Van Schaik kwam in de Kamer vanmiddag bij me praten. Hij bleek ’t wel met me eens te zijn, maar … De Wilde. Hij wou, dat ik vanavond naar Colijn zou gaan om hem mijn meening mee te deelen. Ik heb dit niet gedaan. Op welken grond kan ik Colijn feitelijk ter verantwoording roepen? Wel zou ik graag weten,  wat de koningin aan Beelaerts heeft gezegd. Deze had van de Italiaansche geschiedenis niets gehoord. Maar vandaag vertelde Van Poll me, dat hij de foto gezien had van een brief van Colijn aan die jongedame, waarin hij over deze leverantie schreef op papier van ’t departement van Koloniën. Er blijken al allerlei menschen lucht van deze droeve historie te hebben. Mijns inziens kan ’t niet lang uitblijven of de bom barst. Wat ’n kans voor de Nationaal-Socialistische Beweging!!

uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941)