Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 6

03/09/1918

dinsdag 3 september 1918

Wat is er sinds zondag alweer veel gebeurd! Jammer, dat ik door bezoek juist gestoord werd, toen ik met mijn aanteekenen begonnen was. Ik zal trachten me alles nog eens te herinneren.  Ik was dan zaterdagochtend bij Ruijs in hôtel Bellevue. Na onze eerste begroeten, vroeg ik: ‘En gij durft het aan?’

‘Dat vroeg mijn vader mij ook en ik geloof dat hij ’t beter zou gevonden hebben, wanneer ik neen had gezegd. Maar ik meen dat, als we geroepen worden, we geen neen mogen zeggen, doch op God moeten vertrouwen. Toen ik gisteren Idenburg sprak en hem zei, hoezeer ik er tegenop zag, zei deze me: “Gij moet op God vertrouwen, Hij zal u helpen.”’

Ruijs wilde echter vóór alles premier zijn. Het departement van Binnenlandsche Zaken wilde hij daarom zooveel mogelijk onttakelen. De Visser kreeg de afdeelingen Onderwijs en Kunsten en Wetenschappen. Dit wordt nu een nieuw departement. Aan mij zou hij willen overdoen de Woningwet en de openbare gezondheidsdienst, benevens de Drankwet. Ik vrees dat mijn departement zóó véél te omvangrijk wordt, maar ik begrijp dat het nu toch gewenscht is, dit te aanvaarden. Ik deelde daarop Ruijs mede, wat mijn program was. Hij kon zich daarmee geheel vereenigen.

Maandagochtend half tien is de eerste ministers-in-spe-raad gehouden ten huize van jhr. Alting van Geusau, den a.s. minister van Oorlog. Ruijs presideerde en begon met voor te stellen mij op te dragen notulen te houden. Zijn bedoeling is dat ik secretaris van den ministerraad zal worden.

Die vergadering duurde … tot kwart over zevenen! Ik was tenslotte doodop en we waren ’t allen, Ruijs niet ’t minst. De bedoeling was een uitgebreid regeeringsprogram op te stellen. Een concept was gemaakt door Ruijs, Idenburg en Heemskerk. ’t Is een lijvig stuk geworden. Er werd nogal in veranderd en geschrapt, maar thans beslaat ’t nog elf foliovellen getypt! Voorop gesteld werden zeven paragrafen, waarin het algemeene, meest urgente program werd vastgelegd. Ze luiden thans:

1. Het kabinet grondt zijn regeeringsbeleid op de beginselen der rechterzijde; belijdt deze beslist en voert ze ook beslist door; echter gematigd optredend.

2. Het kabinet vindt zijn hoofdtaak in de  bijzondere tijdsomstandigheden, waarin het vaderland verkeert. Het heeft ons land zoo goed mogelijk door deze crisis heen te leiden; het zooveel mogelijk bij den vrede te bewaren; binnenslands den nood der tijden naar vermogen te temperen en den economischen toestand te sterken; zoo beslist mogelijk den overgang naar de financieele en economische toestanden, die na den oorlog moeten worden verwacht, voor te bereiden.

3. Daarnaast heeft het tot taak: de uitvoering van art. 192 Grondwet in loyalen zin; ten opzichte van het lager onderwijs, en ook ten opzichte van het middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs; de uitvoering der sociale wetten van 1913.

4. Verder heeft het te zorgen, dat de militaire weerkracht van ons land en van Indië `zóó zij – en na den vrede zóó worde – als ons onafhankelijk volksbestaan en het behoud van onze koloniën vorderen.

5. Bij de bovengenoemde punten van regeeringsbeleid treden andere zaken op den achtergrond.

6. Vrouwenkiesrecht worde niet door het  kabinet voorgesteld. Voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal worde spoedig een evenredig kiesstelsel ingevoerd. De tot stand gekomen Kieswet worde technisch herzien.

7. Het vaderland heeft onder de tegenwoordige omstandigheden vooral noodig een krachtig bewind. Daar dit kabinet niet steunt op een parlementaire meerderheid en veel oppositie zal ondervinden, behoort vast te staan [dat], wanneer het tot een ernstig conflict met de Staten-Generaal komt en er eenige kans op zuivering van den politieken toestand is – wanneer de internationale positie dit dan niet onraadzaam maakt – voor Kamerontbinding niet zal worden teruggedeinsd.

Na deze zeven hoofdpunten volgen dan de verschillende onderdeelen. Voor mijn deel komen er deze punten in voor: arbeidersbescherming, arbeidersverzekering, arbeidsbemiddeling en volksgezondheid worden vereenigd tot het departement van Arbeid.

            Sociale verzekering:

            Eerst:

1. onverwijlde, onveranderde invoering van Radenwet, Ziekte- en Invaliditeitswet, behoudens enkele noodzakelijke technische wijzigingen. Crediet Radenwet.

2. ouderdomsvoorziening voor niet-arbeiders, met uitsluiting van staatspensioneering, doch wel met staatssteun.

3. weduwenrente.

            Daarna:

4. herziening Ongevallen-, Ziekte- en Invaliditeitswet, uitbreiding tot landbouw, zeevaart en zeevisscherij.

5. wettelijke regeling werkloosheidsverzekering.

6. herziening Radenwet en Wet Kamers van Arbeid.

            Woningwet:

Bevordering van woningbouw voor groote gezinnen.

            Arbeidswetgeving:

Regeling van arbeidsduur van volwassen mannen.

Wettelijke regeling voor huisindustrie.

Instelling van hoogen raad van arbeid.

Ik had nog veel meer op mijn program staan. Vooral ook: verbod van kinderarbeid beneden veertien jaar en verbod van arbeid in fabrieken en werkplaatsen van gehuwde vrouwen.

Van IJsselstein was daar sterk tegen en wees er op dat de Arbeidswet in 1911 pas grondig herzien was. Ik gaf dit toe, doch, berustende met niet-opneming in ’t program, behield ik me uitdrukkelijk ’t recht voor toch ermee te komen, als mij dit gewenscht voorkwam.

Wat de gehuwde vrouwenarbeid betreft: verklaarde ik dat mijns inziens daaraan toch de regeling der huisindustrie moest voorafgaan. Alles liep vlot, maar … bij de finantiën liepen we vast.

uit: Dagboek VI (5 november 1915 – 12 november 1918)