vorige (1-10-1891) | | volgende (4-10-1891) | kalender |
dagboekcahier 1 03/10/1891 3 october 1891 ’t Is feest in Leiden. Alles juicht en jubelt en zingt, host en rost, gilt en vloekt, alles viert feest en ik … houd mijn kamer, omdat ik alles behalve lekker ben. Reeds gisteren gevoelde ik mij ongesteld; natuurlijk weer ’t oude liedje: hoofdpijn, kotserig en pijn in mijn ribbekas; ’t is wel niet heel parlementair uitgedrukt, maar … toch waar. ’t Is mij soms vreemd nu ik zoo alleen op mijn kamer zit, ’t is er zoo stil en ’k hoor het vroolijk gesnap van mijn jongsten frater niet meer. Eergisteren vertrok hij weer naar Hageveld. ’t Is me nu waarlijk toch vreemd, nu ik hem niet meer rondom mij zie. Wel was hij soms wat lastig: hij zag alles, die stoutert! Ik heb wat moeite gehad om hem mijn recensie over ‘Multatuli door A.J.’ verborgen te houden! Over die recensie gesproken, ik hoor er nog niets van, zou De Tijd haar opnemen? ’k Twijfel nog. Deze week heeft in de Katholieke Illustratie een versje van mij gestaan: ‘Zorgen’. ’t Is er nog eentje die in zijn tijd dienst deed voor onze academie te Katwijk. Verder ontbreekt mij den lust om nog meer te schrijven. Ik hoop maar, dat Nuyens mij wat gezelschap [p. 48] komt houden! Gisteren ontving ’k eindelijk weer eens een brief van Phons; maar wat was hij kort! ’k Ben zoo’n brief van slechts vier kantjes niet meer gewoon! |
uit: Dagboek I (15 september 1891 tot 16 augustus 1892) |