vorige (2-11-1932) | | volgende (7-11-1932) | kalender |
03/11/1932 donderdag 3 november 1932 Ziezoo, hiermee begin ik mijn tiende cahier! Helaas, dit dagboek is de laatste jaren zóó slecht bijgehouden, dat het meer lijkt op een maand- , ja op een jaarboek dan op een dagboek! Maar enfin, ik zit nu juist weer in een interessante periode, ik moet trachten daar toch wat van op te teekenen. Dat kan allicht later te pas komen. Laat ik nog even voortgaan met het gisteren begonnen overzicht over dit jaar. Daar blijkt ’t best uit, dat ik geen tijd kon vinden om dit dagboek bij te houden. Ik had juni af. Ik begin dus maar in telegramstijl met 1 juli 1932. 1 juli vier uur huldiging van mr. Lietaert Peerbolte, waaraan ik gaarne deelnam: hij is een van mijn voortreffelijkste hoofdambtenaren geweest. Nog steeds komt hij mij in moeilijke gevallen raadplegen. Zaterdag 2 juli had ik naar Leeuwarden gemoeten om het gouden feest van den Frieschen Katholieken Bond mee te vieren op zondag 3 juli. Helaas kreeg ik ’s morgens een heftige aambeibloeding. Ik telegrafeerde daarom dat ik ‘wegens spit’ de reis niet kon maken. Zoo verviel ook mijn gewone jaarlijksche deelneming aan de algemeene vergadering van de Maatschappij voor Geneeskunde – waarvan ik het eenige niet-medische eerelid ben – welke op 4 en 5 juli te Zwolle gehouden werd. Vrijdag 8 juli had ik met Colijn om drie uur een lang onderhoud met minister Verschuur over de nooden van den tuinbouw. Hij was er druk mee bezig. Zaterdag 9 juli om half elf vergadering Hooge Raad van Arbeid, waarin ik weer met algemeene stemmen als voorzitter herkozen werd. ’s Avonds om zeven uur zat ik weer in Haarlem bij mgr. Aengenent. Dinsdag 13 juli was ik ’s morgens al om acht uur in Amsterdam in de uitvaartdiensten van den ouden heer de Vilder, den stichter van de Amsterdamsche Ballastmaatschappij voor wien ik altijd een bewonderende sympathie heb gehad. Ik kon niet mee naar het kerkhof omdat ik om één uur weer hier op een receptie moest zijn bij Van IJsselstein wiens dochter trouwde. Donderdag 14 juli om twee uur weer behandeling van een arbeidsconflict te Born in Limburg. 21 juli waren we 34 jaar getrouwd. We besloten dit te vieren door samen acht dagen in Hôtel Rembrandt te Noordwijk aan Zee te gaan logeeren. Ik had graag onze huwelijksreis langs de Maas tot Dinant nog eens overgemaakt. Maar Lies bleef liever in het land – in de Borinage was een groote mijnwerkersstaking. Dinsdag 26 juli moest ik naar Vlissingen voor de behandeling van een conflict in Zeeuwsch-Vlaanderen. Woensdag 27 juli gaf ik een diner thuis aan de commissarissen en directeur van de Katholieke Illustratie: onze laatste vergadering tevens. Donderdag 8 juli van twee tot half zeven bespreking met Goseling en Teulings van ’t concept verkiezingsprogram 1933 van de Katholieke Staatspartij. Ze waren ’t met al de door mij voorgestelde wijzigingen eens. Ik kan prettig met hen samenwerken. Tegen Goseling ben ik enkele malen gewaarschuwd dat men hem niet heelemaal vertrouwen kan. Ik heb daar echter nog niets van bemerkt. Integendeel! Zaterdag 30 juli was ’t 20 jaar geleden dat mijn lieve moeder overleed. We waren toen met de kinderen ook een maand in Noordwijk aan Zee. Zondag 31 juli trok ik er weer met Lies heen. We hebben er tot zaterdag 6 augustus [1]prettig gelogeerd, hoewel het weer erg slecht was. ’t Was heel knus en rustig. Ik heb er heerlijk uitgerust. Zaterdag 6 [augustus] [2] vertrokken we samen naar Heerlen waar we tot maandag 15 augustus bij dr. Meuleman zouden logeeren. Hij was weer geheel hersteld van zijn ernstige ooroperatie. Alleen vond ik hem erg stil. Ik moest daar zijn omdat ik van zondag 7 tot dinsdag 9 augustus de ‘Sociale Week’ te Rolduc moest bijwonen. Ik opende haar zondagmiddag met een rede over de wereldcrisis, van economisch standpunt beschouwd. Ik had op die rede hard gewerkt om bij onze arbeiders eens alle misverstanden en verkeerde meeningen op te ruimen. Ik had er veel succes en ondervond van verschillende kanten groote waardeering. Dinsdag 9 [augustus] ’s avonds, had ik een bespreking met de werkgevers te Oss waar een groot conflict dreigde. Donderdag 11 [augustus] had de conferentie met arbeiders en werkgevers om twee uur in ’t raadhuis te Heerlen plaats. Ik slaagde erin een goede oplossing te vinden en ’t conflict werd voorkomen. Maandag 15 augustus trok ik alleen naar huis om dinsdag [23] augustus met mgr. Aengenent terug te keren. Lies bezweek voor den aandrang en bleef er logeeren. Thuis vond ik een macht achterstallige kranten en brieven. Van dinsdag [23][3] tot vrijdag 26 augustus was ik weer met mgr. Aengenent in Heerlen en vrijdag gingen we weer naar huis, niet denkende dat dit de laatste keer was dat wij daar in het gastvrije huis van dr. Meuleman gelogeerd hadden. Zaterdag 27 augustus was ’t een jaar geleden, dat mgr. dr. Nolens overleden was. Ik moest daarom woensdag 31 augustus ’s avonds naar Venlo, waar donderdag 1 september – den jaardag van zijn begrafenis – een plechtigen jaardienst door de katholieke Kamerclub gehouden werd. Helaas: er waren maar vijf van de dertig katholieke kamerleden aanwezig en van de Eerste Kamerleden maar één, Schoemaker, die nog niet eens als zoodanig beëedigd was! Er was bovendien geen enkele geestelijke aanwezig! Wat zijn de dooden gauw vergeten! Onderwijl had ik maandag 29 augustus weer een zitting gehad van ’t scheidsgerecht Bonda contra Van de Poel, terwijl dinsdag 30 augustus pater mr. Beaufort om elf uur bij me kwam om hem de hem door dr. Nolens vermaakte breed uitgewerkte aanteekeningen voor zijn lessen te Rolduc en colleges te Amsterdam te overhandigen. Hij bleef tot half drie. Woensdag 7 september moest ik naar Haarlem om ’t 25-jarig bestaan van De Hanze in ’t bisdom Haarlem, , die ik mede opgericht heb en waarvan ik nu 25 jaar rechtskundig adviseur ben geweest, te vieren. Bij ’t feestdiner kon ik niet blijven, want ’s avonds om half acht had ik hier weer een zitting van ’t Centraal College van Medisch Tuchtrecht te presideeren. [Donder]dag 8 september een commissievergadering van het wetsontwerp bedrijfsorganisatie, dat Verschuur spoedig behandeld wilde zien. Vrijdag 9 september was dr. Meuleman 30 jaar getrouwd. We zonden hem in plaats van bloemen f 25,– voor zijn kapelfonds. Dinsdag 13 september weer commissievergadering wetsontwerp bedrijfsorganisatie voor ’t overleg met den minister. Maandag 19 september buitengewone vergadering Kamerclub. Dinsdag 20 september opening der Staten-Generaal en ’s namiddags weer Kamerclub. Bij ’t vaststellen der agenda stelde ik voor om in plaats van de Onderwijswet (wat de regeering wilde) het bedrijfsradenontwerp te behandelen. Dit werd aangenomen. Links plus katholieken tegen Christelijk-Historischen en Anti-Revolutionairen. Colijn was zeer boos. Toch achtte ik dit noodzakelijk om politieke redenen: de katholieke arbeiders verlangen zeer naar dit wetsontwerp. En als we ’t niet nu behandelden, werd ’t februari of maart en dan zou de Eerste Kamer het wel niet vlak voor de verkiezingen willen behandelen. Woensdag 28 september twee uur Commissie Drinkwatervoorziening. Donderdag 29 september om twee uur vergaderde ik met de commissie uit de Kamerclub over de ‘Algemeene beschouwingen’ en om half vijf over ‘Buitenlandsche Zaken’ en vrijdag 30 september om tien uur over Hoofdstuk X. Om twee uur weer vergadering Rijksbemiddelaars. Maandag 3 october om twee uur Kamerclub, voortgezet ’s avonds acht uur over de begrootingen, die dinsdag 4 october in de afdeelingen behandeld zouden worden. Die behandeling duurde tot vrijdagmiddag 7 october. Zondag 9 october trokken we al vroeg met alle kinderen en schoonzoons en vier kleinkinderen naar Haarlem om er het gouden feest van Zuster Hermana, Lies’ zuster, te vieren. Maandag 10 october bracht de post me om acht uur een langen brief van dr. Meuleman. Hij schreef daarin, dat hij weer beter was en dien dag weer aan ’t werk zou gaan. De aanvankelijk gevreesde trombose bleek niet aanwezig te zijn. Om half tien belde me prof. Groenen op: Meuleman was om half acht die morgen plotseling overleden! Even later werd ik uit Heerlen opgebeld. Ik vernam dat hij om zeven uur nog goed was en voornemens was op te staan. Toen Lies Meuleman om half acht bij hem kwam, lag hij dood te bed, precies zooals hij altijd lag te slapen. Blijkbaar was hij dus zonder eenigen doodsstrijd aan hartverlamming overleden. Ik was er zeer van onder den indruk. Clemens was een van mijn oudste en trouwste vrienden. Onze vriendschap dateerde al uit onzen studententijd, toen hij te Amsterdam voorzitter was van St. Thomas en ik te Leiden van St. Augustinus. Na zijn promotie vestigde hij zich op mijn raad als huisarts te Leiden, waar hij weldra een groote praktijk had. We kwamen veel bij elkaar en de twee Liezen werden trouwe vriendinnen. In 1912 trok hij naar Heerlen waar hij de R.K. Vroedvrouwenschool bouwde waarvan hij tot zijn dood de bekwame, sociaalvoelende directeur was. Met de eerstvertrekkende trein trok ik met Piet Groenen naar Heerlen. Die arme Lies, die nu als kinderlooze geheel alleen overbleef. Het was werkelijk hartverscheurend. Dinsdag ging ik weer naar huis om woensdag terug te keeren met Lies, omdat Clemens donderdag 15 october begraven werd. ’s Avonds gingen we weer naar huis. Ik zal dezen trouwen vriend, die mij vaak tot grooten steun is geweest, zeer missen. God beloone hem voor het ontzaglijk vele goeds dat hij in zijn leven deed. Dinsdag elf uur (18 october) Kamerclub ter bespreking van onze houding bij de dien dag in behandeling komende Tariefwet. Daar Colijn tegen zou stemmen en naar gezegd werd vier zijner partijgenooten met hem, stond het vast dat ’t wetsontwerp verworpen zou worden, wat mijns inziens noodzakelijk het aftreden van het kabinet ten gevolge zou hebben. Ik verdedigde de meening, dat wij gesloten vóór moesten stemmen, vooral met het oog op de naaste en op de verre toekomst. Op de naaste toekomst: wij hadden geen schuld aan de crisis en zouden dus volkomen vrij staan, terwijl men zonder ons toch niets kon beginnen. De sociaal-democraten zouden zeker weigeren aan eenige kabinetsformatie deel te nemen. Wij hadden dus steeds, omdat zij en wij in de Kamer de meerderheid hebben, de situatie in handen. Mits we altijd één lijn trokken. Zonderling genoeg was ook thans Van Schaik weer van meening, dat ’t beter was niet gesloten te stemmen en nog zonderlinger dat thans Van Wijnbergen ’t met hem eens was. Hij wilde blijkbaar liever tegen ’t kabinet dan tegen Colijn stemmen! Woensdagmorgen 19 october werd de clubvergadering voorgezet. Ik resumeerde de debatten van den vorigen dag en verdedigde nader mijn standpunt, dat tenslotte door allen aanvaard werd. Alleen Van Poll behield zich voor tegen te stemmen. Ik had echter nog meer ’t oog op de verre toekomst. Ongetwijfeld zullen daarin ook in ons land zich voor de katholieken groote moeilijkheden voordoen. Wij zullen ze alleen ’t hoofd kunnen bieden wanneer we alle katholieken in één partij vereenigd houden. ’t Waren ingespannen dagen. Toch had ik onderwijl woensdagavond half acht nog weer een zitting van het Centraal College Medisch Tuchtrecht. Donderdag 20 october zou de beslissing komen en ze zou geweest zijn: het wetsontwerp verworpen en het ministerie afgetreden. Ik voorzag daarvan niet anders dan ellende, vooral in dezen crisistijd. De boeren zijn opstandig, de ambtenaren woest wegens de voorgenomen salarisverlaging, de gegoeden vertoornd wegens de nieuwe belastingen met sterker progressie, de arbeiders willen beter regeling van den werkloozensteun, de werkgevers willen loonverlaging en meer steun van de regeering. Enz. Nu zou mijns inziens een nieuw kabinet wel spoedig tot kamerontbinding moeten overgaan. Wat zouden dat voor verkiezingen worden? Een grenzelooze verwarring en verbittering in alle partijen. Tenslotte zouden de sociaal-democraten en de agrariërs er het best bij varen. De middengroepen zouden het gelag betalen, ook in de partijen zelf. Men kreeg dus een nog meer onhandelbare Kamer. Ik wilde dus het conflict nog voorkomen. Na overleg met Ruijs, De Geer en Colijn stelde ik tenslotte een motie voor tot schorsing der beraadslagingen tot na de algemeene beschouwingen over de Rijksbegrooting. Dat was dan drie weken tijd gewonnen. Die motie werd met 93 tegen 2 (communisten-)stemmen aangenomen! ’t Was niet aardig van Colijn, die nog vóór mij sprak, om nu zelf met het idee van de schorsingsmotie te komen, het aan andere ‘goedwillenden’ overlatende ze voor te stellen. Daarover waren mijn menschen weer woest. Ze meenden dat ik niet als slippendrager van Colijn kon optreden! Ik heb me er niet aan gestoord. De uitslag stelde me in ’t gelijk. Dien eigen avond had ik weer van acht tot twaalf uur vergadering van de Commissie van Rapporteurs voor Hoofdstuk I tot vaststelling van ’t verslag. Ik bemerk daar dat ik me vergist heb. Die debatten waren niet 18-20 october, maar een week later 25-27 october. De Kamerclubvergaderingen zijn wel op de zoojuist aangegeven data gehouden, maar voor de Tariefwet werden ze gehouden woensdag 26 october om elf uur en donderdag 27 october om tien uur, daar om elf uur de afdeelingen vergaderden. Den avond van deze stemming over mijn motie ben ik naar mgr. Aengenent geweest om van hem afscheid te nemen voor zijn vertrek naar Rome 31 october. Dinsdagavond 25 october en woensdagavond 26 october weer om half acht Centraal College Medisch Tuchtrecht: de eerste maal, dat we niet op één avond met een zaak klaar kwamen. Zaterdag 29 october ging ik weer naar Roosendaal voor een commissarissenvergadering van De Grondwet. Zaterdag werden we opgeschrikt door de tijding dat onze beste zwager Conrad Meyknecht bediend zou worden. Hij is al ongeveer zes jaar hulpbehoevend wegens jicht en aderontsteking. Dinsdag had ik weer commissarissenvergadering van De Grondwet te Roosendaal. Dinsdag 1 november ben ik ’s middags bij Ruijs gaan praten over de crisis en mijn motie. Hij was bereid aan een oplossing mee te werken. Ik noemde drie mogelijkheden: òfwel het tariefontwerp omwerken tot een meer gevarieerde verhooging der posten, bijvoorbeeld op weeldeartikelen en posten, waarbij onze landbouw of industrie belang hebben; òfwel het ontwerp vervangen door enkele belastingen, waarvan de opbrengst ook ± 22 ½ millioen zou bedragen; òfwel dit bedrag voor één jaar leenen. Ruijs ging met alle drie akkoord en zou het ’s woensdags in den ministerraad bespreken. Daarna zou ik met De Geer gaan praten. Donderdag 3 november drie uur kwam ik bij De Geer op zijn departement. Hij achtte alle drie de middelen bezwaarlijk, maar was nog bezig iets anders uit te werken. Hij zou dit liefst meedeelen in een bijeenkomst met de drie rechtsche voorzitters, als ik daartoe ’t initiatief nam. Ik belde Colijn en Snoeck Henkemans op. Goed. Afgesproken, dat we maandag 7 november bij De Geer zouden komen. En nu moet ik dit korte relaas sluiten met de droeve mededeeling, dat hedenmorgen onze zwager Conrad overleden is. Het spijt me, al is ’t een geluk voor hem. Hij was een uitstekende kerel; al waren we maar zwagers, we hielden veel van elkaar. Hij ruste in vrede. |
uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941) |